ECLI:NL:RBDHA:2017:5113
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en herkomst van vreemdeling
Op 11 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een vreemdeling die asiel had aangevraagd. De vreemdeling, geboren in 1998 en van Somalische nationaliteit, had eerder aanvragen ingediend die waren afgewezen omdat zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank behandelde een opvolgende aanvraag die op 24 april 2017 door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie als kennelijk ongegrond was afgewezen. De vreemdeling stelde dat hij vreesde voor Al-Shabaab en dat zijn vader vermoedelijk door deze groep was vermoord.
De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet voldoende bewijs had geleverd om zijn identiteit en herkomst aannemelijk te maken. De door de Somalische ambassade in België verstrekte documenten, zoals de Declaration of Nationality en Declaration of Birth, waren niet voldoende om de gestelde identiteit en herkomst te onderbouwen. De rechtbank volgde de eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die had geoordeeld dat de bestuursrechter in vreemdelingenzaken niet langer het 'ne bis'-beoordelingskader toepast en dat elk besluit op een opvolgende asielaanvraag moet worden getoetst aan de beroepsgronden van de vreemdeling.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de vreemdeling ongegrond, omdat hij geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die tot een andere beoordeling van zijn asielaanvraag zouden moeten leiden. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 mei 2017, en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.