ECLI:NL:RBDHA:2017:5168
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- H.N. Pabbruwe
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen DNA-afname na buitenlandse veroordeling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in een bezwaar tegen de afname van DNA-materiaal van een bezwaarde die in Polen was veroordeeld voor het medeplegen van de invoer van harddrugs. De veroordeling in Polen was op verzoek van de Poolse autoriteiten ten uitvoer gelegd in Nederland, op basis van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoergelegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS). De rechtbank heeft zich bevoegd verklaard om het bezwaar te behandelen, ondanks dat de Wet DNA niet expliciet voorziet in de situatie van buitenlandse veroordelingen die in Nederland ten uitvoer worden gelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Wet DNA ook van toepassing is op personen die in het buitenland zijn veroordeeld en hun straf in Nederland uitzitten. Echter, de rechtbank oordeelde dat het bevel tot DNA-afname onterecht was, omdat daarin ten onrechte werd vermeld dat de afname geschiedde op basis van een veroordeling van de rechtbank Den Haag. Dit leidde tot onduidelijkheid voor de bezwaarde over de grondslag van de afname van zijn celmateriaal.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het bezwaar gegrond verklaard en bevolen dat het afgenomen celmateriaal onmiddellijk vernietigd dient te worden. De beslissing benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie over de juridische basis voor DNA-afname, vooral in gevallen van buitenlandse veroordelingen.