ECLI:NL:RBDHA:2017:5775
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderopvangtoeslag wegens onvoldoende bewijs van gemaakte kosten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de kinderopvangtoeslag. Eiseres, een moeder die kinderopvangtoeslag had aangevraagd voor haar dochter, had in haar aanvraag vermeld dat haar dochter vanaf 24 maart 2014 voor 187 uur per maand werd opgevangen bij kinderdagverblijf [X]. Na het faillissement van dit kinderdagverblijf heeft eiseres een wijzigingsverzoek ingediend en aangegeven dat haar dochter vanaf 1 juli 2014 kinderopvang afnam bij kinderdagverblijf [Y]. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2014 vastgesteld op € 4.340, waarbij een bedrag van € 5.436 van eiseres werd teruggevorderd.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 4 april 2017 was de gemachtigde van eiseres afwezig, terwijl de vertegenwoordiger van de Belastingdienst aanwezig was. Eiseres stelde dat zij door het faillissement van kinderdagverblijf [X] geen jaaropgave of facturen kon overleggen, maar de rechtbank oordeelde dat zij onvoldoende bewijs had geleverd van de gemaakte kosten voor kinderopvang. De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om documenten te overleggen die de hoogte van de kosten konden aantonen.
De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat zij recht had op de kinderopvangtoeslag voor de periode dat haar dochter bij kinderdagverblijf [X] was ondergebracht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.