ECLI:NL:RBDHA:2017:5933
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en afhankelijkheid van familie in Nederland
Op 2 juni 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Syrische asielzoeker die een verblijfsvergunning aanvroeg. De Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiser, die in Nederland familieleden heeft, voerde aan dat hij afhankelijk was van de zorg van zijn broer in Nederland en dat de behandeling van zijn aanvraag door Nederland had moeten plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in een situatie verkeerde die onder artikel 16 van de Dublinverordening viel, dat betrekking heeft op afhankelijkheid door zwangerschap, ernstige ziekte of hoge leeftijd. De rechtbank concludeerde dat de Staatsecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen, en dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet leidden tot onevenredige hardheid bij de overdracht aan Italië.
De rechtbank behandelde ook de argumenten van de eiser dat Italië zich niet aan zijn internationale verplichtingen houdt en dat er gebreken zijn in de asielprocedure daar. De rechtbank volgde de Staatsecretaris in zijn standpunt dat er nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, en dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat hij een reëel risico zou lopen op onmenselijke behandeling in Italië. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.