ECLI:NL:RBDHA:2017:6569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
19 juni 2017
Zaaknummer
NL17.2285
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het licht van de situatie in Litouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij zich liet vertegenwoordigen door zijn advocaat. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser een Schengenvisum van dat land heeft ontvangen. De kern van het geschil betreft de vraag of Nederland de verantwoordelijkheid moet aanvaarden, gezien de tekortkomingen in de asielprocedure in Litouwen. Eiser stelt dat uit het USDOS Country Report van maart 2017 blijkt dat Litouwse autoriteiten asielzoekers uit veilige landen zonder inhoudelijke beoordeling terugsturen, wat een risico op indirect refoulement met zich meebrengt.

De rechtbank oordeelt dat het betoog van eiser niet nieuw is en dat verweerder terecht heeft verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om af te wijken van het oordeel van de Afdeling, en dat er voldoende effectieve rechtsmiddelen bestaan voor eiser in Litouwen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL17.2285
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 1 juni 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [nummer],
gemachtigde: mr. S. Igdeli,
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. J. van Raak.

Procesverloop

Bij besluit van 11 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van zaak met nr. NL17.2286, plaatsgevonden op 1 juni 2017. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.D. Kupelian, advocaat te Amsterdam, waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Niet in geschil is dat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser omdat dat land een Schengenvisum aan eiser heeft gegeven.
3. In geschil is of Nederland de verantwoordelijkheid aan zich moet trekken omdat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure in Litouwen, zodat niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
4. Eiser betoogt dat uit het USDOS Country Report van maart 2017 blijkt dat de Litouwse autoriteiten asielzoekers uit 'veilige landen' zonder inhoudelijke beoordeling terugstuurt en eiser dus een risico loopt op indirect refoulement. Daarnaast blijkt volgens eiser uit het rapport ‘
Asylum in Lithuania’dat tegen deze beslissingen geen rechtsmiddel openstaat.
5. Het betoog van eiser is een herhaling van wat reeds in de zienswijze is gesteld. In reactie daarop heeft verweerder in het bestreden besluit verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 23 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3153). Deze uitspraak betreft het USDOS rapport van april 2016. Het rapport van maart 2017 waarnaar eiser verwijst is, zo stelt verweerder terecht, een update van dat rapport. Uit deze update blijkt niet dat de situatie gewijzigd is, zodat er geen reden is om tot een ander oordeel te komen dan de Afdeling. Met betrekking tot eisers betoog over het ontbreken van een effectief rechtsmiddel, verwijst verweerder terecht naar voornoemde uitspraak van de Afdeling waaruit blijkt dat het instellen van beroep bij het Vilnius Regional Administrative Court tegen besluiten waarin de Litouwse autoriteiten een ander land aanmerken als een veilig land van herkomst of veilig derde land, niet op voorhand zinloos moet worden geacht. Ook uit de bij verweerschrift overgelegde stukken blijkt dat er een effectief rechtsmiddel bestaat.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2017.
griffier
rechter

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op: