ECLI:NL:RBDHA:2017:7332
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Chinese vrouw op grond van ongeloofwaardige bekering tot het christendom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een Chinese vrouw tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De vrouw, geboren in 1982, had een verblijfsvergunning aangevraagd op basis van haar bekering tot het christendom en de problemen die zij in China had ondervonden als gevolg van deze bekering. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat hij de bekering van de vrouw ongeloofwaardig achtte. Tijdens de zitting op 27 juni 2017 was de vrouw niet verschenen, maar haar gemachtigden waren aanwezig.
De rechtbank heeft de verklaringen van de vrouw beoordeeld en vastgesteld dat er tegenstrijdigheden waren in haar verhaal over haar identiteitsdocumenten en haar bekering. De vrouw had verklaard dat zij zich bekeerd had tijdens een moeilijke bevalling en dat zij sindsdien actief betrokken was bij een huiskerk in China. Echter, de rechtbank oordeelde dat de vrouw niet voldoende overtuigend had aangetoond dat haar bekering oprecht was en dat zij de risico's van haar geloof niet had overwogen. De rechtbank volgde de gedragslijn van de staatssecretaris en concludeerde dat de vrouw niet had aangetoond dat zij daadwerkelijk problemen had ondervonden vanwege haar bekering.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de vrouw haar asielaanvraag niet onverwijld had ingediend en dat de ongeloofwaardigheid van haar verklaringen leidde tot de afwijzing van haar verzoek om internationale bescherming. De uitspraak werd gedaan door rechter M.M. Meijers, in aanwezigheid van griffier D.D. van Loopik, en is openbaar uitgesproken op 4 juli 2017.