ECLI:NL:RBDHA:2017:8180

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
23 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 28271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening inzake visumaanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Egyptische man die een visum kortverblijf had aangevraagd. De aanvraag was op 20 maart 2017 door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen, omdat de man niet voldoende had aangetoond dat hij Nederland tijdig zou verlaten en het doel van zijn komst niet duidelijk was. De man verzocht de voorzieningenrechter om hem te behandelen alsof hij in het bezit was van een visum, zodat hij de ramadan en het Suikerfeest met zijn broer in Nederland kon vieren. Hij stelde dat zijn moeder recentelijk was overleden en dat hij graag met familie wilde zijn.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 26 april 2017, waarbij de man werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en zijn broer als referent aanwezig was. De rechter overwoog dat het verzoek verstrekkend was en dat toewijzing feitelijk neerkwam op een positieve beslissing op de visumaanvraag, wat niet ongedaan gemaakt kon worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de man niet zo zwaarwegend was dat hij vooruitlopend op de uitkomst van de bezwaarprocedure in Nederland moest worden toegelaten. De rechter vond het niet voldoende spoedeisend dat de man mogelijk de ramadan niet met zijn familie kon doorbrengen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 mei 2017, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/7514 VISUM
V-nummer: [persoonsnummer]

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 mei 2017 in de zaak tussen

[de man] ,

geboren op [geboortedatum] 1968, van Egyptische nationaliteit, verzoeker
(gemachtigde: R. Heringa),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder, de minister

(gemachtigde: mr. W. Graafland).

Procesverloop

De minister heeft op 20 maart 2017 de aanvraag van verzoeker om een visum afgewezen. Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt en om een voorlopige voorziening verzocht.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 april 2017. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Kersten kantoorgenoot van de gemachtigde. Ook is ter zitting verschenen de referent, de broer van verzoeker die in Nederland woont. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.

Overwegingen

De afwijzing van het visum
1. Verzoeker heeft op 14 november 2016 bij de Nederlandse Vertegenwoordiging te Amman verzocht om afgifte van een visum kortverblijf. De aanvraag heeft de minister geweigerd omdat het doel en de omstandigheden van de komst van verzoeker niet voldoende zijn aangetoond. Ook kon niet worden vastgesteld of verzoeker het voornemen had Nederland tijdig te verlaten, voor het verstrijken van het visum.
Het verzoek
2. Wat wil verzoeker? Verzoeker vraagt aan de voorzieningenrechter om de minister op te dragen hem te behandelen als was hij in het bezit van een visum kortverblijf. Hij heeft om dit visum gevraagd omdat hij de ramadan en het Suikerfeest wil vieren met zijn broer hier in Nederland. Voor hem is dat erg belangrijk, ook al omdat zijn moeder in Egypte kortgeleden is gestorven en hij dan graag met familie wil zijn. Verzoeker heeft een baan in Egypte en bezit daar met familie grond. Er is dan volgens verzoeker ook geen gevaar dat hij niet zal terugkeren. Bovendien heeft hij in 2009 ook al een visum gekregen voor bezoek aan Nederlandse familie en is hij toen ook teruggekeerd naar Egypte.
De beoordeling van het verzoek
3. Het verzoek is verstrekkend in die zin, dat toewijzing van dat verzoek feitelijk neerkomt op een positieve beslissing op de aanvraag waarvan de gevolgen niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt. Het belang van verzoeker moet dan ook wel zeer zwaar wegen om vooruitlopend op de uitkomst van het bezwaar toch Nederland binnen te kunnen komen. De voorzieningenrechter is in dit geval van oordeel dat van verzoeker kan worden gevraagd de uitkomst van de bezwaarprocedure af te wachten.
4. Dat hij daardoor mogelijk de ramadan niet met zijn familie hier in Nederland kan doorbrengen, vindt de voorzieningenrechter niet zo zwaarwegend en spoedeisend dat hij daarom vooruitlopend op de uitkomst van zijn bezwaarschrift in Nederland moet worden toegelaten. Er ontstaat bovendien voor wat betreft het bezoek aan zijn familie geen onomkeerbare situatie als hij op dit moment nog niet in Nederland zal worden toegelaten.
5. Het beroep dat verzoeker doet op de uitspraak van 20 april 2015 van deze zittingsplaats (na te lezen op www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBDHA:2015:4913) slaagt niet. Het ging daar om een heel andere situatie, namelijk om het bijwonen van een bruiloft. Bovendien was die persoon al zeven maal eerder in Nederland toegelaten. Dat is hier niet het geval.
6. Ook het beroep van verzoeker op de uitspraak van 4 april 2011 van de rechtbank Den Haag (na te lezen op www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ0430) slaagt niet. De beoordeling omtrent het spoedeisende belang zoals gemaakt in die zaak deelt deze voorzieningenrechter niet. Het ging daar om het bijwonen van een verjaardagsfeest van een kennis. Dat belang, afgezet tegen het feit dat toewijzing van het verzoek feitelijke toelating betreft, acht deze voorzieningenrechter niet doorslaggevend.
7. De voorzieningenrechter wijst - ondanks het gestelde belang - de gevraagde voorlopige voorziening af.
8. Voor een proceskostenveroordeling of bepaling dat het griffierecht door verweerder wordt vergoed bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2017.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Coll: EK