ECLI:NL:RBDHA:2017:8418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
27 juli 2017
Zaaknummer
C/09/532286 / KG ZA 17/596
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaren van inschrijvers tegen gunningsbeslissing in aanbestedingsprocedure voor persoonsgerichte incasso

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door [eiseres] & PARTNERS B.V. tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De zaak betreft een aanbestedingsprocedure voor gerechtsdeurwaardersdiensten, waarbij [eiseres] bezwaar maakte tegen de gunningsbeslissing van het CJIB. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inschrijving van [eiseres] niet hoog genoeg was om in aanmerking te komen voor een contract, ondanks dat zij een eindscore van 6,24 had behaald. De rechtbank oordeelde dat de gunningscriteria en de beoordeling door het CJIB voldoende transparant waren en dat de motivering van de gunningsbeslissing voldeed aan de vereisten van de Aanbestedingswet. De vorderingen van [eiseres] om de gunning te verbieden en de procedure te staken, werden afgewezen. Syncasso, die als tussenkomende partij was toegelaten, had belang bij de gunning en haar vorderingen werden eveneens afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de beoordeling van de inschrijvingen correct was uitgevoerd en dat er geen procedurele of inhoudelijke onjuistheden waren die een ingrijpen rechtvaardigden.

Uitspraak

Rechtbank den haag
Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/532286 / KG ZA 17/596
Vonnis in kort geding van 26 juli 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] & PARTNERS B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Vlaardingen,
eiseres,
advocaat mr. L. Knoups te Den Haag,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(het Ministerie van Veiligheid en Justitie, meer in het bijzonder het Centraal Justitieel Incassobureau),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J.H.C.A. Muller te Den Haag,
waarin zijn tussengekomen:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
SYNCASSO AMSTERDAM B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
2.
SYNCASSO GERECHTSDEURWAARDERS B.V.,
statutair gevestigd te Utrecht,
3.
SYNCASSO ROTTERDAM B.V.,
statutair gevestigd te Rotterdam,
4.
SYNCASSO LEEUWARDEN B.V.,
statutair gevestigd te Leeuwarden,
advocaten mrs. P.F.C. Heemskerk en S.J. Driessen te Utrecht.
Eiseres en gedaagde zullen hierna respectievelijk worden aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘de Staat’. Naar de vier interveniënten tezamen zal hierna worden verwezen als ‘Syncasso’ (in het vrouwelijk enkelvoud).
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door de Staat overgelegde conclusie van antwoord en de door de Staat overgelegde producties;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst dan wel voeging van Syncasso en de door Syncasso overgelegde productie.
- de op 6 juli 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door [eiseres] en de Staat pleitnotities zijn overgelegd.
1.2. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.
2. Het incident tot tussenkomst dan wel voeging
2.1. Syncasso heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen [eiseres] en de Staat dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat. Ter zitting hebben [eiseres] en de Staat geen bezwaren geuit tegen de tussenkomst. Syncasso is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de toewijzing van de gevorderde tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen.
3. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1. Het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: het CJIB) – een onderdeel van het ministerie van Veiligheid en Justitie – int vorderingen van verschillende organisaties/onderdelen van de Rijksoverheid. In het kader van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst is besloten om de gerechtsdeurwaarderstrajecten van het Centraal Administratiekantoor (CAK), het Zorginstituut Nederland (ZIN), de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) centraal bij het CJIB onder te brengen. Beoogd wordt om te gaan werken met een persoonsgerichte incasso, waarbij alle executoriale titels van voornoemde vijf bestuursorganen door het CJIB per debiteur worden aangeboden aan één gerechtsdeurwaarder.
3.2. Om te komen tot persoonsgerichte incasso heeft het CJIB inmiddels drie aanbestedingsprocedures uitgeschreven. De eerste aanbesteding is door het CJIB ingetrokken. De tweede aanbestedingsprocedure is naar aanleiding van vijf afzonderlijke kort gedingen op last van de voorzieningenrechter van deze rechtbank ingetrokken (vonnissen uitgesproken op 3 september 2015).
3.3. Op 15 juli 2016 heeft het CJIB op TenderNed de huidige Europese aanbestedingsprocedure “Gerechtsdeurwaardersdiensten Clustering Rijksincasso” aangekondigd. Deze aanbesteding (hierna: de aanbesteding) wordt uitgevoerd conform het Europese regime voor sociale en andere specifieke diensten als bedoeld in artikel 2.38 van de Aanbestedingswet 2012 (Aw).
3.4. Voor zover hier van belang vermeldt (de laatste versie van) het Beschrijvend Document van 17 januari 2017 (hierna: het BD) het volgende:

Voorwoord
(…)
De aanbesteding bestaat uit 20 Percelen. U wordt uitgenodigd om op basis van dit Beschrijvend Document een Inschrijving in te dienen voor 1 tot maximaal 5 Percelen. Per Perceel worden, afhankelijk van de grootte van dat Perceel, 2 tot 14 Opdrachtnemers gecontracteerd. Hoeveel Opdrachtnemers de Opdrachtgever per Perceel voornemens is te contracteren, is vermeld in paragraaf 1.2.5.
(…)
1.1.5
Doelstellingen van de aanbesteding
Het Programma Clustering Rijksincasso wordt gezien als één van de bouwstenen om vanuit de Rijksoverheid een antwoord te kunnen geven op de maatschappelijke ontwikkelingen en schuldenproblematiek in Nederland. Voor een (groeiende) groep Debiteuren van de Rijksoverheid met multi-problematiek dient een passende aanpak te worden gehanteerd, waarbij richting het Gerechtsdeurwaarderstraject meer wordt gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de Debiteur.
(…)
Met deze aanbesteding wil de Opdrachtgever een concrete bijdrage leveren aan persoonsgerichte incasso. Het per Debiteur bundelen en geclusterd aanbieden van openstaande vorderingen is daarbij slechts een middel en dienend aan de doelstellingen van de aanbesteding. Deze doelstellingen zijn afgeleid van de Rijksincassovisie en de doelstellingen van het programma CRI en als volgt geformuleerd:
Schulden niet onnodig laten oplopen bij Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden (aanbestedingsdoel 1);
Persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen (aanbestedingsdoel 2).
De Opdrachtgever zal meerdere Opdrachtnemers contracteren die voldoen aan alle in het Beschrijvend Document gestelde eisen én op grond van hun Inschrijving het beste in staat worden geacht bij te dragen aan het realiseren van bovengenoemde doelstellingen. De gehanteerde Gunningscriteria zijn een vertaling van de doelstellingen van de aanbesteding en gericht op een persoonsgericht en sociaal-maatschappelijk verantwoord incassoproces.
(…)
3. Voorwaarden bij de aanbesteding
Dit hoofdstuk beschrijft welke voorwaarden van toepassing zijn op deze aanbesteding. Door het indienen van een Inschrijving stemt de Inschrijver in met alle voorwaarden - waaronder (maar niet beperkt tot) - de voorwaarden in dit hoofdstuk.
(…)
3.1.4
Inschrijven op maximaal 5 Percelen
Het is toegestaan om op één of op meerdere Percelen in te schrijven, waarbij elke Inschrijver op maximaal 5 Percelen in mag schrijven via Negometrix, hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer van een zelfstandig Inschrijver of Combinatie. Indien een Inschrijver op meer dan 5 Percelen inschrijft, dan worden al deze Inschrijvingen terzijde gelegd. Er zijn geen restricties voor de Percelen waarop een Inschrijver mag inschrijven; het staat Inschrijver dus vrij om zelf te kiezen op welke Percelen hij gaat inschrijven. Het maximum aantal Percelen dat gegund wordt aan één Opdrachtnemer bedraagt 5.
De Opdrachtgever hanteert deze beperkingen om goede marktwerking te stimuleren met kansen voor het groot, midden- en kleinbedrijf om Percelen te verwerven. De Opdrachtgever streeft naar het contracteren van een substantieel deel van de markt. Het beperken van het aantal Percelen dat aan één Opdrachtnemer kan worden gegund draagt hier in belangrijke mate aan bij. Bijkomende voordelen zijn dat de Opdrachtgever niet afhankelijk wordt van een klein aantal gerechtsdeurwaarderskantoren en dat Inschrijvers naar verwachting zullen inschrijven op Percelen in of nabij hun (primaire) verzorgingsgebied. Dit kan persoonlijk contact tussen de Debiteur en de Gerechtsdeurwaarder vergemakkelijken. Ook biedt de regeling Gerechtsdeurwaarders de mogelijkheid om regionale kennis te benutten en draagt de regeling bij aan efficiency door het beperken van reistijden.
(…)
3.1.13
Vertrouwelijkheid
Alle door de Inschrijvers in het kader van deze aanbesteding verstrekte informatie wordt door de Opdrachtgever vertrouwelijk behandeld. Deze informatie wordt uitsluitend ter beschikking gesteld aan personen, die bij deze aanbesteding betrokken zijn alsmede degenen die uit hoofde van hun functie van deze informatie kennis moeten nemen. Een uitzondering kan worden gemaakt in verband met het door de Opdrachtgever (eventueel) voeren van een (gerechtelijk) verweer en/of een wettelijke openbaarmakingsverplichting.
(…)
5. Gunningscriteria
Dit hoofdstuk beschrijft de Gunningscriteria en geeft aan welke informatie een Inschrijver moet opleveren en de wijze waarop de Opdrachtgever deze informatie beoordeelt.
De Inschrijvingen worden op grond van twee Gunningscriteria beoordeeld. Tussen de Gunningscriteria hanteert de Opdrachtgever een weging. De gehanteerde Gunningscriteria en de bijbehorende weging staan in onderstaande tabel:
Nr.
Omschrijving
Gewicht
§
G1
Snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden
-
Aangeboden werkwijze en onderbouwing
40%
5.2.1
G2
Persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen
-
Aangeboden werkwijze en onderbouwing
60%
5.2.2
(…)
5.1
Wijze van beoordelen Gunningscriteria
Om per Inschrijver tot een totaalscore op grond van de Gunningscriteria te komen, worden de volgende twee stappen doorlopen:
Bepalen van de ongewogen score per Gunningscriterium;
Berekenen van de gewogen eindscores.
Deze stappen worden hieronder nader toegelicht:
1.
Bepalen van de ongewogen score per Gunningscriterium
Het doel dat de Opdrachtgever met de beoordeling wil bereiken, is dat Inschrijvers die een hoge kwaliteit bieden daarvoor worden beloond.
Beoordelingsteams
Per Gunningscriterium (in paragraaf 5.2.1 en verder zijn de Gunningscriteria nader uitgewerkt) is er een deskundig beoordelingsteam bestaande uit een voorzitter en ten minste 3 beoordelaars. In totaal zijn er twee beoordelingsteams, één voor G1 en één voor G2. Beide beoordelingsteams hebben een voorzitter die de bijeenkomsten van het beoordelingsteam voorbereidt en voorzit. De samenstelling van het beoordelingsteam verschilt voor de twee Gunningscriteria. Het beoordelingsteam kan ten behoeve van de beoordeling van delen van de ingediende informatie het advies inwinnen van (een) interne en/of externe deskundige(n).
Rapportcijfers
De leden van het beoordelingsteam beoordelen per Gunningscriterium eerst individueel de kwaliteit van de door de Inschrijver bij zijn Inschrijving ingediende informatie voor het betreffende Gunningscriterium. Afhankelijk van de kwaliteit van het aangebodene wordt door elk lid van het beoordelingsteam een rapportcijfer gegeven op een schaal van 1 tot 10:
Rapportcijfer
Omschrijving
10
Uitmuntend
9
Heel goed
8
Goed
7
Ruim voldoende
6
Voldoende
5
Onvoldoende
4
Ruim onvoldoende
3
Zwak
2
Slecht
1
Heel slecht
Tijdens een plenaire beoordelingssessie bespreekt het beoordelingsteam de per beoordelaar toegekende rapportcijfers. De individuele beoordelaars hebben daarbij de mogelijkheid om, op basis van de gevoerde discussie, hun rapportcijfers al dan niet bij te stellen. Vervolgens worden de rapportcijfers per Gunningcriterium gemiddeld, waarbij de beoordeling van elk afzonderlijk beoordelingsteamlid even zwaar weegt. Het gemiddelde rapportcijfer wordt niet afgerond (maar kan om praktische redenen wel afgerond worden weergegeven).
(…)
Inschrijvers dienen in hun Inschrijving concreet en ondubbelzinnig te beschrijven wat zij aanbieden (dus niet "we kunnen..." of "we doen mogelijk...", maar "we zullen..." of "we doen..."). Onduidelijkheden in de Inschrijving kunnen leiden tot een lagere beoordeling op de kwalitatieve Gunningscriteria.
(…)
2.
Berekenen van de eindscore en omgang met gelijke eindscores
Berekenen van de eindscore
Nadat per Perceel en per Inschrijver voor elk Gunningscriterium een gemiddeld niet-afgerond rapportcijfer is berekend, wordt voor elke Inschrijver de eindscore berekend door de gemiddelde rapportcijfers per Gunningscriterium te vermenigvuldigen met het bijbehorende gewicht en vervolgens deze scores bij elkaar op te tellen. Dit resulteert in een niet-afgerond eindrapportcijfer per Inschrijver en per Perceel. Een voorbeeldberekening van een beoordeling is opgenomen in Bijlage G.
Minimaal rapportcijfer
Inschrijvingen die een niet-afgerond eindrapportcijfer (i.e. een eindscore) behalen lager dan een ‘6’ worden terzijde gelegd (knock-out criterium).
(…)
5.2
Gunningscriteria
De Inschrijvingen worden op grond van de Gunningscriteria beoordeeld, zoals in de paragrafen 5.2.1 en 5.2.2 staat omschreven. Per Gunningscriterium wordt een relatie gelegd met de doelstellingen van de aanbesteding en wordt tevens beschreven welke informatie door Inschrijver moet worden aangeleverd en welk beoordelingskader zal worden gehanteerd.
5.2.1
G1: Snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden
Doel
Met Gunningscriterium G1 ligt de nadruk op het eerste aanbestedingsdoel (zie paragraaf 1.1.5) van de Opdrachtgever: schulden niet onnodig laten oplopen bij Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden.
Uitvraag
In de context van het bovenstaande doel beschrijft en onderbouwt de Inschrijver hoe hij snel en betrouwbaar in staat is te herkennen dat een Debiteur geen verhaal (meer) biedt, met als resultaat dat schuldoploop door onnodige ambtshandelingen wordt voorkomen.
De Inschrijver wordt gevraagd onder vragenlijst 4.1.1 in Negometrix een uitwerking in een Word-bestand van maximaal 3 A4 (inclusief eventuele bijlagen) op te nemen met zijn aanbieding voor Gunningscriterium G1. Deze uitwerking dient in een anoniem en neutraal format aangeleverd te worden (zonder direct herleidbare informatie als een logo, bedrijfsnaam, namen van werknemers, et cetera). (…)
(…)
De Inschrijver wordt gevraagd in zijn uitwerking op de volgende onderwerpen in onderstaande volgorde in te gaan (met onderstaande nummering en paragraaftitels):
1.
Werkwijze voor een snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) biedenEen beknopte omschrijving van dewerkwijzewaarmee u bepaalt of een nieuwe of bestaande Debiteur geen verhaal (meer) biedt. Als onderdeel van uw werkwijze wordt u gevraagd in ieder geval aan te geven:
  • Welke kenmerken of criteria voor verhaalbaarheid u hanteert (in aanvulling op de hierboven genoemde kenmerken en criteria),
  • Op welke wijze en volgens welke stappen u de verhaalbaarheid toetst,
  • Op welk moment (of op welke momenten) u deze toets uitvoert,
  • Welke informatie u hierbij gebruikt en welke informatiebronnen u hiervoor raadpleegt,
  • Hoe u ‘oneigenlijke’ niet-kunners die wél kunnen betalen identificeert en
  • In hoeverre Debiteuren de mogelijkheid wordt geboden om zelf aan te tonen dat zij geen verhaal (meer) bieden.

2.Onderbouwing van de effecten van de aangeboden werkwijzeDe onderbouwingdie u ons kunt overleggen om ons ervan te overtuigen dat de door u aangeboden werkwijze zal leiden tot een snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden, met als resultaat dat onnodige schuldoploop bij deze Debiteuren wordt voorkomen. U kunt dit bijvoorbeeld aantonen door middel van een logische onderbouwing, gebruik van relevante (regionale) kennis, voorbeelden van best practices en soortgelijke opdrachten en/of metingen en onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat uw werkwijze het beoogde effect heeft.

(…)
5.2.2
G2: Persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen
Doel
Met Gunningscriterium G2 ligt de nadruk op het tweede aanbestedingsdoel (zie paragraaf 1.1.5) van de Opdrachtgever: persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen.
Deze doelstelling richt zich op de lastige doelgroep van Debiteuren die niet kwalificeren als ‘niet-kunner’ (die vallen immers onder G1), maar die ook niet beschikken over de middelen om de vorderingen van de Bestuursorganen - en mogelijk ook van andere schuldeisers - direct (helemaal) te betalen. De mate waarin een Gerechtsdeurwaarder deze doelgroep effectief weet te motiveren om te betalen en Debiteuren daar waar nodig ook weet te ondersteunen, acht de Opdrachtgever een belangrijk kwaliteitscriterium. Dit vereist een persoonsgerichte aanpak waarin de belangen van de Opdrachtgever, de Debiteur en de Gerechtsdeurwaarder zorgvuldig worden gewogen.
Uitvraag
In de context van het bovenstaande doel en de daarop gegeven toelichting wordt de Inschrijver gevraagd om onder vragenlijst 4.1.2 in Negometrix een uitwerking in een Word-bestand van maximaal 4 A4 (inclusief eventuele bijlagen) op te nemen met zijn aanbieding voor Gunningscriterium G2. Deze uitwerking dient in een anoniem en neutraal format aangeleverd te worden (zonder direct herleidbare informatie als een logo, bedrijfsnaam, namen van werknemers, et cetera). (…)
De Inschrijver wordt gevraagd in zijn uitwerking op de volgende onderwerpen in onderstaande volgorde in te gaan (met onderstaande nummering en paragraaftitels):
1.
Werkwijze voor persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalenEen beknopte omschrijving van dewerkwijzevan incasseren waarmee u voor Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen, toch een effectief incassoproces weet vorm te geven op basis van een persoonsgerichte aanpak. Als onderdeel van uw werkwijze wordt u gevraagd om in ieder geval aan te geven:
  • Welkepersoonsgerichtehandelingen u in welke volgorde verricht (bijvoorbeeld bezoek aan huis, schriftelijke communicatie op passend taalniveau, sms-diensten),
  • Welke technieken of competenties u hierbij inzet (bijvoorbeeld nudging, motiverende gespreksvoering),
  • Welke maatwerkproducten u aan Debiteuren kunt bieden (bijvoorbeeld diverse betalingsregelingen),
  • In welke gevallen c.q. voor welke doelgroep(en) deze maatwerkproducten effectief zijn en
  • Hoe u omgaat met onvoorziene omstandigheden bij de Debiteur (dit kan tot uiting komen als een Debiteur niet voldoet aan de voorwaarden van een met u overeengekomen betalingsregeling, bijvoorbeeld door één of meerdere termijnen niet te betalen omdat de Debiteur een onverwacht grote uitgave moet doen).
Daarnaast vragen wij u een beschrijving te geven van dealgemene dienstverleningdie u aan Debiteuren biedt (bijvoorbeeld budgetcoaching, betaalgemak, bereikbaarheid) voor zover deze ondersteunend is aan de persoonsgerichte handelingen, technieken en producten die u als onderdeel van uw werkwijze heeft benoemd.

2.Onderbouwing van de effecten van de aangeboden werkwijzeDe onderbouwingdie u ons kunt overleggen om ons ervan te overtuigen dat uw werkwijze, bestaande uit zowel persoonsgerichte handelingen en technieken als algemene dienstverlening, zal leiden tot een effectief incassoproces voor Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen op basis van een persoonsgerichte aanpak. U kunt dit bijvoorbeeld aantonen door middel van een logische onderbouwing, relevante certificering, opleiding en/of ervaring van personeel, voorbeelden van best practices en soortgelijke opdrachten en/of metingen en onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat uw werkwijze het beoogde effect heeft.

(…)

(…)”
3.5.
Tegen de opzet van de aanbesteding zijn twee kort gedingen aanhangig gemaakt. In beide gedingen zijn bij vonnis van 12 januari 2017 de bezwaren van de eiseres(sen) van de hand gewezen en de ingestelde vorderingen afgewezen. Tegen deze vonnissen is geen hoger beroep ingesteld. In de zevende Nota van Inlichtingen heeft het CJIB de inschrijftermijn gesteld op 1 februari 2017.
3.6.
[eiseres] heeft tijdig inschrijvingen ingediend voor de opdracht van de aanbesteding (hierna: de opdracht) voor diverse percelen.
3.7.
Bij brieven van 25 april 2017 heeft het CJIB het volgende bericht aan [eiseres]:
“Vervolgens is uw inschrijving beoordeeld aan de hand van de in het Beschrijvend Document opgenomen gunningscriteria. U heeft een eindscore behaald hoger of gelijk aan een '6', echter was uw eindscore niet hoog genoeg om in aanmerking te komen voor een contract op één of meer van de percelen waarop u heeft ingeschreven. In de bijlage vindt u een overzicht van de winnaars van de percelen waarop u heeft ingeschreven met de door hen behaalde scores, alsmede een toelichting op uw eigen scores. Hierbij gelden de volgende aanvullende opmerkingen:

Het beoordelingsteam heeft alle in het beschrijvend document genoemde (sub)elementen bij de beoordeling betrokken;

De voorbeelden die bij de beoordelingsresultaten worden genoemd dienen ter illustratie van het desbetreffende punt en zijn derhalve niet limitatief;

De manier waarop de scores zijn berekend, is niet herhaald in de bijlage. Hiervoor wordt verwezen naar het beschrijvend document, waarin de wijze van berekenen in detail is beschreven.
(…)”
In de bijgevoegde toelichting op de beoordeling van de gunningsbeslissingen betreffende de percelen waarop [eiseres] is afgewezen, staat het volgende vermeld:
“Onderstaand zijn achtereenvolgens weergegeven :
  • De eindscore van de Inschrijver;
  • Een toelichting op de score voor Gunningscriterium 1;
  • Een toelichting op de score voor Gunningscriterium 2;
  • De winnaars op de voor de Inschrijver relevante Percelen.
Eindscore van de Inschrijver
Inschrijver heeft een eindscore behaald van 6,24 (dit cijfer is afgrond op 2 decimalen).
(…)
Gunningscriterium 1
Met name de volgende factoren worden als positief beoordeeld gezien het uitgevraagde in paragraaf 5.2.1 van het beschrijvend document:
  • De inschrijver geeft een duidelijke weergave van de toetswijze en toetsmomenten. De werkwijze is gekoppeld aan termijnen.
  • Via diverse informatiebronnen en openingstijden in de avond wordt gezocht naar mogelijkheden om in contact te treden met debiteur, wat bij kan dragen aan snelle en betrouwbare herkenning.
  • De criteria/kenmerken van verhaalbaarheid zijn duidelijk omschreven.
  • De inschrijver toetst aan de hand van een eigen database (met historische gegevens), informatie van debiteuren en social media. Deze aanpak kan bijdragen aan snelle en betrouwbare herkenning.
  • Voor de onderbouwing wordt aangegeven dat regionale kennis (percelen 1 en 2), ervaring / (alle percelen) en een hoog opleidingsniveau (alle percelen) wordt ingezet voor een snelle en betrouwbare herkenning van de debiteur.
Met name de volgende factoren worden als minder positief of niet-positief beoordeeld gezien het uitgevraagde in paragraaf 5.2.1 van het beschrijvend document:
  • De voor deurwaarders voorgeschreven standaardwerkwijze - gericht op incasseren - wordt beschreven (brononderzoek, betekenen, etc.), waarbij het herkennen van geen verhaalbaarheid niet wordt benadrukt. Tevens worden een aantal zware incassomiddelen ingezet voor de toetsing of een debiteur een niet-kunner betreft. Het inzetten van zware executiemiddelen draagt niet bij aan een snelle en betrouwbare herkenning van een niet­ kunner om onnodige schuldoploop te voorkomen.
  • De inschrijver legt niet uit hoe het motivatieformulier verschilt van het standaardinkomen- en uitgavenformulier.
  • Het is beperkt duidelijk hoe de identificatie van 'oneigenlijke' niet-kunners plaatsvindt.
  • De onderbouwing van de effecten van de werkwijze had concreter uitgewerkt kunnen worden. Een voorbeeld van een niet concrete deelzin is: "geeft uitsluitsel over het grootste deel van de debiteuren".
  • De onderbouwing wordt niet duidelijk gerelateerd aan het effect van de werkwijze. Het effect van de werkwijze is niet onderbouwd met relevante cijfers, verwijzing naar vergelijkbare resultaten en (onafhankelijke) onderzoeken . Het is daardoor slechts in beperkte mate duidelijk wat de effecten zijn van bijvoorbeeld de regionale kennis op snelle en betrouwbare herkenning.
Score: 6,6 (dit cijfer is niet afgerond)
Toelichting op de score voor Gunningscriterium 2
(…)
Gunningscriterium 2
Met name de volgende factoren worden als positief beoordeeld gezien het uitgevraagde in paragraaf 5.2.2 van het beschrijvend document:
  • De omschrijving van de werkwijze behandelt voldoende alle gevraagde onderwerpen en is duidelijk en concreet beschreven.
  • De maatwerkproducten voor de doelgroep zijn voldoende concreet uitgewerkt.
Met name de volgende factoren worden als minder positief of niet-positief beoordeeld gezien het uitgevraagde in paragraaf 5.2.2 van het beschrijvend document:
  • De onderbouwing is beperkt uitgewerkt en onvoldoende specifiek voor de werkwijze. De effectiviteit van de verschillende maatwerkproducten wordt bijvoorbeeld niet specifiek onderbouwd.
  • De inschrijver refereert naar monitoring van de effectiviteit van haar werkwijze, echter de resultaten hiervan worden niet concreet uitgewerkt.
Score: 6,0 (dit cijfer is niet afgerond)
Winnaars op de voor Inschrijver relevante Percelen
Perceel
(…)
Scores
G1
G2
Eindscore
Winaars
(…)
(…)
(…)
(…)
4. Het geschil
4.1.
[eiseres] vordert, zakelijk weergegeven:
primair: het CJIB te verbieden uitvoering te geven aan het gunningsvoornemen van 25 april 2017 op basis van de thans uitgevoerde beoordeling en het CJIB te gebieden, voor zover het CJIB nog tot gunning van de opdracht over wil gaan, de biedingen opnieuw te beoordelen door twee nieuw in te stellen onafhankelijke beoordelingscommissies;
subsidiair: het CJIB te gebieden de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden en het CJIB te gebieden de opdracht opnieuw aan te besteden;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200.000,-, met veroordeling van het CJIB in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met de nakosten.
4.2.
Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan. De motivering voldoet om meerdere redenen niet aan de daaraan te stellen eisen. Voorts is de beoordeling op diverse punten onjuist. Dit laatste geldt zowel voor de inschrijvingen van Syncasso als voor de eigen inschrijvingen van [eiseres].
4.3.
De Staat en Syncasso voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Syncasso vordert, zakelijk weergegeven, de Staat te gebieden om, voor zover hij de opdracht nog wenst te vergeven, de opdracht overeenkomst de beslissingen van 25 april 2017 te gunnen aan Syncasso en over te gaan tot het sluiten van de overeenkomsten ter zake van de opdracht, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Syncasso daartoe dat zij er belang bij heeft dat de opdracht definitief aan haar gegund wordt en derhalve bij afwijzing van de vorderingen van [eiseres], nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van [eiseres] en de Staat met betrekking tot de vorderingen van Syncasso hierna worden besproken.
5. De beoordeling van het geschil
De motivering
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de in artikel 2.130 Aw voorgeschreven motiveringsplicht betreffende de gunningsbeslissing formeel niet van toepassing is op de onderhavige aanbestedingsprocedure op grond van het bepaalde in artikel 2.39, lid 2, Aw. Dat laat echter onverlet dat het CJIB ook in dit geval – evenals in de gevallen waarin artikel 2.130 Aw wel van toepassing is – gehouden is de inschrijvers te informeren over alle relevante redenen voor de gunningsbeslissing, waaronder in ieder geval dienen te worden verstaan de kenmerken en voordelen van de uitgekozen inschrijving (zoals ook is overwogen in één van de onder 3.5 bedoelde kort gedingen met kenmerk ECLI:NL:RBDHA:2017:4856). Dat is immers noodzakelijk om een doeltreffende rechtsbescherming van de betrokken inschrijvers tegen het gunningsbesluit mogelijk te maken. Ook dit is tussen partijen niet in geschil. Wel verschillen zij met elkaar van mening over de vraag of de door het CJIB gegeven motivering daaraan voldoet. Het CJIB beantwoordt die vraag bevestigend, maar [eiseres] ontkennend.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het CJIB in (de separate toelichting op) de gunningsbeslissing de volgende elementen heeft opgenomen: (i) de scores van [eiseres] op beide gunningscriteria, alsmede haar eindscore, (ii) een toelichting op de door [eiseres] op beide criteria behaalde scores, waarbij zowel positieve als minder-positieve, dan wel niet-positieve aspecten zijn opgenomen, een en ander gerelateerd aan hetgeen in het BD is gevraagd en (iii) de winnaars van de betreffende percelen, alsmede hun scores op beide gunningscriteria en hun eindscores.
5.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt daarmee voldaan aan de onder 5.1 vermelde motiveringsvereisten en rusten op het CJIB geen verdergaande verplichtingen in dat verband (zie ook: Kamerstukken II 2008-2009, 32 027, nr. 3, p. 7 en de door de Staat in zijn antwoordakte, onder 4.14, vermelde jurisprudentie). Dat klemt in de onderhavige aanbestedingsprocedure te meer, nu blijkens de aanbestedingsstukken iedere inschrijving wordt beoordeeld op zijn eigen merites en dus geen sprake is van een relatieve beoordelingswijze (zie bijv. vraag 234 in de tweede Nota van Inlichtingen). Bovendien betreft het een integrale beoordeling, zodat aan een onderlinge vergelijking van de inschrijvingen van de “winnaars” en “verliezers” op de afzonderlijke in de beoordeling aangeduide punten een beperkte waarde kan worden toegekend. Ten slotte bevat de uitwerking van de aangeboden werkwijze en onderbouwing bedrijfsvertrouwelijke informatie. Dit beperkt de mogelijkheid om inhoudelijke informatie te verstrekken over de bieding van de “winnaars”.
5.4.
[eiseres] heeft nog verwezen naar bepaling 3.1.13 in het BD, inhoudende dat er een uitzondering kan worden gemaakt op het uitgangspunt dat door de inschrijvers in het kader van deze aanbesteding verstrekte informatie door het CJIB vertrouwelijk wordt behandeld, namelijk in verband met (onder meer) een wettelijke openbaarmakingsplicht. Dat kan het vorenstaande echter niet anders maken, reeds omdat in die bepaling staat vermeld dat een uitzondering
kanworden gemaakt. Hiervoor bestond in dit geval voor het CJIB geen noodzaak, zo blijkt mede uit hetgeen hiervoor is overwogen.
5.5.
[eiseres] heeft verder nog gesteld dat het onmogelijk is om aan de hand van het door het CJIB verstrekte commentaar de beoordeling van haar inschrijvingen te toetsen. Zij heeft daarbij als voorbeelden genoemd dat niet duidelijk is hoe de diverse bullets zich tot de verstrekte score verhouden en wat heeft geleid tot welke aftrek. Dat dit niet is vermeld, volgt echter uit het feit dat er een integrale beoordeling heeft plaatsgevonden, zoals hiervoor ook is vermeld onder 5.3. Dit houdt in dat het beoordelingsteam kijkt naar het totaalbeeld van de aangeboden werkwijze en de geleverde onderbouwing. Daarbij zijn het beoordelingsteam positieve en minder positieve aspecten opgevallen en dat heeft geleid tot één integraal rapportcijfer. Het is dan ook begrijpelijk dat de motivering niet die aspecten bevat die [eiseres] stelt te missen.
5.6.
Nu uit het vorenstaande volgt dat van motiveringsgebreken geen sprake is, zal de voorzieningenrechter hierna het standpunt van [eiseres] beoordelen dat inschrijvingen onjuist zijn beoordeeld.
De beoordeling
De beoordeling van de inschrijvingen van Syncasso
5.7.
[eiseres] heeft ter zitting gesteld dat niet alleen de beoordeling van haar eigen inschrijvingen, maar ook de beoordeling van de inschrijvingen van Syncasso niet correct heeft plaatsgevonden. Dit betreft een nieuwe grondslag voor haar vorderingen, die zij niet in de dagvaarding heeft opgenomen en eerst ter zitting naar voren heeft gebracht. Dit kan in strijd worden geacht met het beginsel van een goede procesorde, maar nu zowel de Staat als Syncasso ter zitting inhoudelijk verweer hebben gevoerd, zal de voorzieningenrechter tot beoordeling van deze stelling overgaan.
5.8.
[eiseres] heeft kennelijk uit het verhandelde ter zitting van een ander kort geding betreffende dezelfde aanbestedingsprocedure het een en ander afgeleid omtrent de aanwezigheid van een database binnen het Syncasso-concern. Onder verwijzing naar het antwoord van het CJIB op vraag 388 in de derde Nota van Inlichtingen stelt [eiseres] dat de door Syncasso gehanteerde constructie moet worden aangemerkt als onderaanneming. In dat antwoord staat vermeld dat, indien de backoffice activiteiten waarnaar in de vraag wordt verwezen, tot de opdracht behorende diensten betreffen en op structurele basis worden verricht door een andere onderneming dan de inschrijver – onder verantwoordelijkheid van de inschrijver – die derhalve door de inschrijver in de uitvoering wordt betrokken, er sprake is van onderaanneming. Syncasso heeft niet weersproken dat binnen haar concern gebruik wordt gemaakt van een database, maar wel dat sprake is van een situatie als in voormeld antwoord geschetst. Syncasso stelt uitdrukkelijk dat elke inschrijver zijn inschrijving zelf kan waarmaken. Daarbij heeft zij toegelicht dat de betreffende database door alle ondernemingen behorend tot het concern wordt gevoed met gegevens. Deze aldus tot stand gekomen database wordt vervolgens gebruikt voor het bepalen van de concernstrategie. De database is geen eigendom van de moedermaatschappij en de suggesties die in de vraagstelling worden gedaan, te weten dat er sprake is van inkoop van informatie door een dochtermaatschappij bij de moedermaatschappij of van een licentieconstructie, doen zich hier niet voor, aldus Syncasso. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van Syncasso heeft [eiseres] onvoldoende concreet onderbouwd dat de inschrijving van Syncasso verkeerd is beoordeeld.
De beoordeling van de inschrijvingen van [eiseres]
Algemeen
5.9.
Vooropgesteld wordt dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van een kwalitatief gunningscriterium, zoals hier aan de orde. Weliswaar staat dat enigszins op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft als zodanig nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een potentiële inschrijver volstrekt duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van een kwalitatief criterium. Aan de aangewezen beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet dienaangaande de nodige vrijheid worden gegund, mede waar van een rechter niet kan worden verlangd dat deze specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts wanneer sprake is van procedurele dan wel inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter. Dat klemt te meer nu een ‘volle toetsing’ er toe zou kunnen leiden, dat vertrouwelijke en/of concurrentiegevoelige informatie van de winnaar(s) van de aanbestedingsprocedure openbaar moet worden gemaakt, wat de rechtmatige commerciële belangen van die winnaar(s) kan schaden en/of afbreuk kan doen aan de eerlijke mededinging.
5.10.
Verder is van belang dat – in geval van een beoordelingssystematiek zoals hier aan de orde – van een inschrijver mag worden verwacht dat hij in eigen bewoordingen aangeeft op welke wijze hij de verlangde kwaliteit gaat leveren. Daarmee wordt hij in de gelegenheid gesteld zich te onderscheiden van de andere inschrijvers en aldus zijn meerwaarde aan te tonen. Mede gelet hierop behoeft een aanbestedende dienst dan ook niet aan te geven wat nodig is om een maximale score op een criterium te behalen. Alsdan zou iedere innovatie, creativiteit of ieder zelfstandig denkproces bij de inschrijvers worden geëcarteerd. Daaraan is inherent dat een inschrijvende partij de ruimte wordt geboden om op eigen wijze aan te geven hoe hij de gewenste kwaliteit invult. Daardoor wordt hij optimaal gestimuleerd om inventief in te schrijven en kenbaar te maken begrip en inzicht te hebben voor c.q. in die aspecten van de opdracht die volgens hem relevant zijn voor de aanbestedende dienst.
5.11.
Voorts moet als uitgangspunt worden genomen dat er in beginsel op mag worden vertrouwd dat de inschrijvingen correct en zorgvuldig worden getoetst door de aangewezen beoordelaars.
5.12.
Met inachtneming van het voorgaande zal hierna worden getoetst of de beoordeling van de inschrijvingen van [eiseres] stand kan houden.
Dezelfde beoordelingen en scores voor inschrijvingen op verschillende percelen
5.13.
Het CJIB heeft toegelicht dat bij controle van alle inschrijvingen is gebleken dat alle inschrijvers die hebben ingeschreven op meer dan één perceel, hebben gekozen voor (nagenoeg) dezelfde werkwijze en onderbouwing. Om te zorgen dat eventuele verschillen in de werkwijze en/of onderbouwing door de beoordelaars niet over het hoofd zouden worden gezien, zijn alle (nagenoeg) gelijkluidende uitwerkingen van de werkwijze(n) van G1 en G2 zoveel mogelijk per inschrijver gegroepeerd aangeleverd, zodat deze door de individuele beoordelaars goed met elkaar konden worden vergeleken, aldus het CJIB. Deze werkwijze komt de voorzieningenrechter zorgvuldig voor en dat dit in strijd zou zijn met de bekend gemaakte beoordelingssystematiek heeft [eiseres] ook niet gesteld. Zij heeft die stelling wel betrokken ten aanzien van de werkwijze, waarbij de beoordelingscommissie van iedere inschrijver slechts één inschrijving heeft beoordeeld, waar het volgens [eiseres] alle schijn van heeft. Van enig aanknopingspunt om ervan uit te gaan dat een dergelijke werkwijze is gehanteerd, is de voorzieningenrechter echter niet gebleken.
5.14.
Afgezien daarvan is de beoordeling volgens [eiseres] onjuist, omdat de door haar ingediende uitwerkingen van G1 en G2 voor de vijf percelen waarop zij heeft ingeschreven niet gelijkluidend zijn, maar zij daarvoor wel exact dezelfde beoordeling heeft gekregen. Uit het verhandelde ter zitting leidt de voorzieningenrechter af dat de door [eiseres] bedoelde verschillen zitten in de toevoeging door [eiseres] bij enkele percelen dat er regionale kennis wordt ingezet. Dit is in de gunningsbeslissing bij die percelen ook benoemd als positieve factor. De Staat heeft echter, onder verwijzing naar het beoordelingskader (waarin is benadrukt dat een inschrijving beter wordt beoordeeld naarmate specifieker is uitgewerkt hoe de verschillende onderdelen van de werkwijze bijdragen aan het beoogde resultaat) terecht erop gewezen dat het aan inschrijvers was om duidelijk te maken op welke wijze hun werkwijze door de regionale kennis wordt beïnvloed of, anders gezegd, om aan te geven wat de relevantie is van de regionale kennis voor de werkwijze. Dit staat ook vermeld in de antwoorden op de vragen 65 en 228, opgenomen in respectievelijk de eerste en tweede Nota van Inlichtingen. Het is dan ook niet onbegrijpelijk dat de hiervoor bedoelde toevoeging van [eiseres] bij een aantal percelen niet heeft geleid tot een afwijkende score ten opzichte van de andere percelen.
5.15.
De stellingen van [eiseres] over de exact gelijkluidende scores van andere inschrijvers, alsmede over hetgeen bij een beoordelingscommissie bekend verondersteld mag worden, stuiten ook af op hetgeen hiervoor onder 5.13 en 5,14 is overwogen.
Gunningscriterium 1
5.16.
[eiseres] heeft voor G1 een 6,6 gescoord, hetgeen aangeeft dat de werkwijze duidelijk genoeg is beschreven. Het CJIB heeft op de werkwijze echter wel enkele aanmerkingen en daarnaast is de onderbouwing volgens het CJIB onvoldoende concreet uitgewerkt en wordt deze niet duidelijk gerelateerd aan het effect op de werkwijzen. Dit heeft geleid tot de toekenning van voormelde score. De gemotiveerde betwisting van de Staat in aanmerking nemende, kan [eiseres] niet worden gevolgd in haar standpunt dat al de door het CJIB in dit kader genoemde punten inhoudelijk onjuist en/of onbegrijpelijk zijn. Hiertoe is het volgende redengevend.
5.17.
[eiseres] acht hetgeen in de eerste en derde bullet van de minder positieve punten staat vermeld onbegrijpelijk, gelet op de talloze onderzoeken die zij verricht. De Staat heeft daarover echter opgemerkt dat dit onderzoeken betreft die onderdeel uitmaken van een voor deurwaarders voorgeschreven standaardwerkwijze voor incasseren, terwijl G1 betrekking heeft op het herkennen van debiteuren die geen verhaal bieden
.Verder heeft [eiseres] volgens de Staat niet uitgewerkt op welke wijze zij binnen een dag op basis van haar database betrouwbaar kan vaststellen welke debiteur geen verhaal meer biedt. Daarentegen heeft zij wel de diverse pogingen die worden gedaan om beslag te leggen toegelicht, terwijl het CJIB meent dat het inzetten van een dergelijk zwaar (herkennings)middel, waarmee een debiteur snel onder druk wordt gezet, niet bijdraagt aan het betrouwbaar herkennen van en het voorkomen van onnodige schuldoploop bij de “niet-kunner”. In aanmerking nemende dat G1 betrekking heeft op het aanbestedingsdoel om schulden niet onnodig te laten oplopen bij debiteuren die geen verhaal (meer) bieden, welke debiteuren derhalve snel en betrouwbaar moet worden herkend, acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk dat het CJIB dit als minder positief heeft aangemerkt.
5.18.
De stelling van [eiseres] dat het niet gaat om de inhoud van het motivatieformulier maar om het moment van verstrekking, kan niet worden gevolgd, nu het op haar weg ligt om te onderbouwen op welke wijze de door haar verrichte handelingen bijdragen aan de snelle en betrouwbare herkenning van debiteuren die geen verhaal (meer) bieden.
5.19.
[eiseres] kan worden gevolgd in haar stelling dat een onderbouwing met relevante cijfers, verwijzing naar vergelijkbare resultaten en (onafhankelijke) onderzoeken niet verplicht was. Dat laat echter onverlet dat een dergelijke onderbouwing – die wel als mogelijkheid in het BD wordt genoemd –, mede gelet op hetgeen overigens ter onderbouwing naar voren is gebracht en hoe de onderbouwing is uitgewerkt, door de beoordelingscommissie als gemis kan worden beschouwd, hetgeen kan worden meegenomen in de beoordeling. De onderbouwing dient het CJIB er immers van te overtuigen dat de aangeboden werkwijze zal leiden tot het gewenste resultaat. Dat daarvan naar het oordeel van het CJIB in dit geval onvoldoende sprake was, acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking nemende de stelling van [eiseres] dat in de beschrijving van haar werkwijze al de onderbouwing van de effecten daarvan is gelegen.
5.20.
Dat bij gebruik van cijfers en/of onderzoeksresultaten de identiteit van de betreffende inschrijver direct wordt prijsgegeven, en daarom niet zijn verstrekt, zoals [eiseres] voorts stelt, valt niet in te zien. Daarbij is mede acht geslagen op de gemotiveerde betwisting hiervan door Syncasso en de Staat, waarbij de Staat als voorbeeld heeft genoemd dat een verwijzing naar resultaten die voor grote organisaties (zoals het CJIB en DUO) zijn behaald, de identiteit van de inschrijvers nog niet prijsgeeft. Overigens is in het BD slechts bepaald dat de uitwerking in “een anoniem en neutraal format aangeleverd moet worden (zonder direct herleidbare informatie als een logo, bedrijfsnaam, namen van werknemers, et cetera)”. Het strekt te ver om deze bepaling aldus uit te leggen dat het niet is toegestaan om de werkwijze te onderbouwen met cijfers, indien op basis daarvan de identiteit van de inschrijver mogelijk (indirect) achterhaald zou kunnen worden.
5.21.
In het licht van de gemotiveerde betwisting van Syncasso, die stelt dat op internet vrijelijk onderzoeksgegevens beschikbaar zijn en dat in ieder geval door verschillende universiteiten onderzoek is gedaan, heeft [eiseres] haar (eerst ter zitting ingenomen) stelling dat er geen onafhankelijke onderzoeken beschikbaar zijn, niet aannemelijk weten te maken.
Gunningscriterium 2
5.22.
[eiseres] heeft voor G2 een 6,0 gescoord, hetgeen aangeeft dat de werkwijze duidelijk genoeg is beschreven. De onderbouwing is echter beperkt uitgewerkt en onvoldoende specifiek voor de werkwijze, zo volgt uit de toelichting op de gunningsbeslissing. De stelling van [eiseres] dat de effectiviteit van haar aanpak en haar maatwerkproducten niet te onderbouwen is, kan niet worden gevolgd, reeds omdat [eiseres] zelf stelt continu de effectiviteit van haar aanpak te monitoren en aan te passen als de resultaten van de controle daartoe aanleiding geven, zo heeft de Staat terecht opgemerkt. Overigens stuit dit bezwaar, als ook het bezwaar dat niet duidelijk is welke concrete uitwerking het CJIB in deze van de inschrijvers verwachtte, ook af op hetgeen onder 5.10 is overwogen.
Afronding
5.23.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
5.24.
Nu het CJIB voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan Syncasso, brengt voormelde beslissing mee dat Syncasso geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vorderingen, zodat deze worden afgewezen. Syncasso zal worden veroordeeld in de kosten van de Staat, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Staat als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet [eiseres] in haar verhouding tot Syncasso worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Syncasso was immers om een herbeoordeling en heraanbesteding te voorkomen, welk doel is bereikt. [eiseres] zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Syncasso. Voorts zal [eiseres], als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
6.2.
wijst de vorderingen van Syncasso af;
6.3.
veroordeelt Syncasso voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen tegen de Staat in de kosten van de Staat, die worden begroot op nihil;
6.4.
veroordeelt [eiseres] in de overige proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van zowel de Staat als Syncasso (telkens) begroot op € 1.434,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 618,-- aan griffierecht;
6.5.
bepaalt dat de verschuldigde proceskosten dienen te worden voldaan binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken en dat – bij gebreke daarvan – daarover de wettelijke rente verschuldigd is;
6.6.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017.
ts