ECLI:NL:RBDHA:2017:8512
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Behandeling van een beklagprocedure inzake inbeslagname van een BMW en spaarrekening in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in een beklagprocedure, waarbij klager verzocht om teruggave van een in beslag genomen BMW 325i en de op zijn naam staande spaarrekening. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag op de auto en de spaarrekening was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, in het kader van een groot onderzoek naar de handel in Kamagra, waarbij klager werd verdacht van witwassen en mogelijk medeplegen van strafbare feiten. De officier van justitie had zich verzet tegen de opheffing van het beslag, stellende dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring zou overgaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat geld op de rekening van klager was gestort, niet voldoende was om de verdenking te onderbouwen. Klager had een onderbouwde en niet onaannemelijke uitleg gegeven voor de ontvangst van het geld, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter tot verbeurdverklaring zou overgaan. De rechtbank concludeerde dat het strafvorderlijk belang zich niet verzette tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen en verklaarde het beklag gegrond. De rechtbank gelastte de teruggave van de BMW en de opheffing van het beslag op de spaarrekening.