ECLI:NL:RBDHA:2017:8512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
29 juli 2017
Zaaknummer
17/646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van een beklagprocedure inzake inbeslagname van een BMW en spaarrekening in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in een beklagprocedure, waarbij klager verzocht om teruggave van een in beslag genomen BMW 325i en de op zijn naam staande spaarrekening. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag op de auto en de spaarrekening was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, in het kader van een groot onderzoek naar de handel in Kamagra, waarbij klager werd verdacht van witwassen en mogelijk medeplegen van strafbare feiten. De officier van justitie had zich verzet tegen de opheffing van het beslag, stellende dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring zou overgaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat geld op de rekening van klager was gestort, niet voldoende was om de verdenking te onderbouwen. Klager had een onderbouwde en niet onaannemelijke uitleg gegeven voor de ontvangst van het geld, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter tot verbeurdverklaring zou overgaan. De rechtbank concludeerde dat het strafvorderlijk belang zich niet verzette tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen en verklaarde het beklag gegrond. De rechtbank gelastte de teruggave van de BMW en de opheffing van het beslag op de spaarrekening.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Kenmerk RK: 17/646
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. S. Weening,
adres: [adres] ,
blijkens een daarvan opgemaakte akte op 14 februari 2017 ter griffie van deze rechtbank ingediend, strekkende tot teruggave van een BMW 325i met kenteken [kenteken] aan klager en opheffing van het beslag op spaarrekening [rekeningnummer] ten name van [klager] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het dossier.
De rechtbank heeft dit beklag op 4 juli 2017 in raadkamer behandeld.
Klager, bijgestaan door mr. Weening, is in raadkamer gehoord. De raadsman van klager heeft in raadkamer aangevoerd dat niet is gebleken van enig door klager gepleegd strafbaar feit.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen opheffing van het beslag omdat het volgens haar niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter in de hoofdzaak aan de verdachte de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. Klager wordt verdacht van witwassen en mogelijk van medeplegen/medeplichtigheid aan de handel in Kamagra. De officier van justitie heeft in raadkamer primair geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag en subsidiair tot aanhouding van de zaak in verband met het aanvullen van het dossier.

Beoordeling van het beklag.

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het beklag.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
Vast staat dat bedoelde auto op 20 februari 2017 – op grond van artikel 94 Sv - onder klager in beslag is genomen en hem in eigendom toebehoort. Op 13 januari 2017 is, ook op grond van artikel 94 Sv – beslag gelegd op de spaarrekening van klager.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de aan de rechtbank ter beschikking gestelde stukken blijkt het volgende. Bij een groot onderzoek naar de handel in onder andere Kamagra (het onderzoek Montevideo) is gebleken dat op een rekening van klager geld is gestort, afkomstig uit deze handel. Vervolgens is op verdenking van witwassen beslag gelegd op de bankrekeningen van klager, waaronder deze. Tevens is de auto van klager in beslag genomen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen geld in aanmerking komt voor verbeurdverklaring dan wel conservatoir beslag met het zicht op een ontneming. De auto is volgens de officier van justitie vatbaar voor verbeurdverklaring omdat deze (deels) is aangeschaft met crimineel geld.
Bij de beoordeling van een beklag tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag, dient de vraag te worden beantwoord of het belang van strafvordering verlangt dat het beslag wordt voortgezet. Dat belang bestaat in de eerste plaats uit waarheidsvinding en/of het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het belang van strafvordering verzet zich daarnaast ook tegen teruggave wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later oordelend de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen.
Dat het beslag dient voort te duren vanwege de waarheidsvinding of het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel, is door de officier van justitie niet aangevoerd en is ook overigens niet uit het dossier gebleken.
In een beklagprocedure als deze is slechts plaats voor een marginale toetsing. Tegelijk mag, ook vanwege het ingrijpende karakter van de inbreuk op het eigendomsrecht, naar het oordeel van de rechtbank van het Openbaar Ministerie worden verwacht dat de verdenking - op grond waarvan wordt uitgegaan van een verbeurdverklaring door de strafrechter - concreet wordt gemaakt. De enkele omstandigheid dat geld dat afkomstig is van een persoon die een rol speelt in een groot onderzoek op de rekening van klager wordt overgemaakt, is in dit verband niet voldoende. Ten minder nu klager voor de ontvangst van dat geld een onderbouwde een overigens niet onaannemelijke uitleg heeft gegeven. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later oordelend de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld of de auto zal bevelen.
Met betrekking tot de vraag of het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter in de hoofdzaak aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen, overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat het beslag ook is gelegd op de voet van artikel 94a Sv. Aan beantwoording van die vraag komt de rechtbank daarom niet toe. Overigens overweegt de rechtbank dat wanneer het beslag wel (ook) op grond van artikel 94a Sv was gelegd, deze vraag – gelet op hetgeen hierboven met betrekking tot artikel 94 Sv is overwogen – bevestigend zou zijn beantwoord.
De rechtbank concludeert dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen teruggave van het inbeslaggenomen goed en zal het beklag gegrond verklaren.
Voor aanhouding van de zaak in verband met het aanvullen van het dossier ziet de rechtbank, mede gelet op het tijdsverloop tussen het indienen van het beklag (14 februari 2017) en de behandeling daarvan (4 juli 2017), geen reden.

Beslissing.

De rechtbank verklaart het beklag gegrond en gelast de teruggave van de BMW 325i met kenteken [kenteken] aan klager en opheffing van het beslag op spaarrekening [rekeningnummer] .
Aldus gedaan te Den Haag door mr. R.G.C. Veneman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Oliemeulen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juli 2017.