ECLI:NL:RBDHA:2017:8971
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na herbeoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Reith, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door F.J. Latenstein. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering per 28 november 2016, zoals vastgesteld in het primaire besluit van 27 september 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, die eerder als beveiligingsmedewerker werkte, zich op 31 juli 2012 ziek meldde en sindsdien verschillende uitkeringen ontving. Na een herbeoordeling door de primaire verzekeringsarts op 29 augustus 2016, werd geconcludeerd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering.
De rechtbank heeft de processtukken en de medische rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig beoordeeld. Eiseres voerde aan dat de medische beoordeling onjuist was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat hun conclusies voldoende waren onderbouwd. Eiseres had de mogelijkheid om aanvullende medische informatie aan te leveren, maar de rechtbank vond dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat de door haar ingediende stukken de conclusies van de verzekeringsartsen konden weerleggen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de beëindiging van de WIA-uitkering terecht was. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.