ECLI:NL:RBDHA:2017:9735

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van AIO-aanvraag wegens ontbreken Nederlandse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de afwijzing van een aanvraag voor een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling). De eiser, die in 2006 naar Suriname was geremigreerd en in 2011 afstand had gedaan van zijn Nederlandse nationaliteit, verzocht om een AIO-aanvulling. De Svb heeft de aanvraag afgewezen op grond van het feit dat eiser geen Nederlandse nationaliteit bezat en dus niet voldeed aan de voorwaarden voor de AIO-aanvulling. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij de Nederlandse nationaliteit nog steeds bezat en dat de afstand niet rechtsgeldig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, ondanks zijn argumenten, niet kon aantonen dat hij de Nederlandse nationaliteit had behouden. De rechtbank oordeelde dat de afstand van de nationaliteit rechtsgeldig was en dat de Svb terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor de AIO-aanvulling. De rechtbank honoreerde ook het beroep van eiser op betalingsonmacht voor het griffierecht, maar dit had geen invloed op de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en werd hem geen AIO-aanvulling toegekend. De rechtbank benadrukte dat eiser, indien zijn procedure omtrent de nationaliteit succesvol zou zijn, een nieuwe aanvraag voor de AIO-aanvulling kon indienen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/1351

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. S. Jankie),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: drs. W. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) afgewezen.
Bij besluit van 26 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft een beroep gedaan op het bestaan van betalingsonmacht ten aanzien van het betalen van griffierecht voor het beroep. Dit beroep wordt gehonoreerd. De rechtbank is van oordeel dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn financiële situatie het griffierecht niet kan betalen. Daarom kan in alle redelijkheid niet worden geoordeeld dat eiser door het niet betalen van het griffierecht in verzuim is geweest. Er bestaat daarom geen grond om het beroep wegens het niet betalen van griffierecht niet-ontvankelijk te verklaren.
2. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 9 maart 2006 is eiser vanuit Nederland geremigreerd naar Suriname. Om aanspraak te kunnen maken op de voorzieningen op basis van de Remigratiewet heeft eiser de Surinaamse nationaliteit aangevraagd. Per 10 maart 2006 zijn aan eiser deze voorzieningen toegekend. Op 20 oktober 2010 is aan eiser de Surinaamse nationaliteit toegekend. Op 9 februari 2011 heeft eiser een verklaring van afstand van de Nederlandse nationaliteit ondertekend. Op 10 februari 2011 is deze verklaring van afstand bevestigd door de Nederlandse ambassadeur in Suriname en op 25 februari 2011 door verweerder. Per
28 februari 2015 ontvangt eiser pensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Op 25 februari 2016 heeft eiser, na aanvraag, van de Nederlandse ambassade in Suriname een Nederlands paspoort gekregen. Op 1 augustus 2016 is eiser naar Nederland geëmigreerd. Bij besluit van 12 augustus 2016 heeft verweerder de toegekende voorzieningen op basis van de Remigratiewet beëindigd per september 2016. Vanaf september 2016 ontvangt eiser enkel AOW-pensioen. Op 7 september 2016 heeft eiser een aanvraag voor een AIO-aanvulling ingediend.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, omdat eiser volgens verweerder niet de Nederlandse nationaliteit bezit. Eiser voldoet daardoor niet aan de voorwaarden voor een AIO-aanvulling. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich daarbij – samengevat – op het standpunt dat eiser geen Nederlandse nationaliteit bezit of een geldige verblijfstitel heeft, zodat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor een AIO-aanvulling. Eiser heeft vrijwillig afstand gedaan van zijn Nederlandse nationaliteit op 10 februari 2011. Hij heeft dus onterecht een Nederlands paspoort ontvangen. Dat eisers Nederlandse nationaliteit onterecht is ontnomen, is volgens verweerder onjuist. Voorts is het niet aan de Svb om te beslissen over de nationaliteit. Op eiser is de uitzondering genoemd in artikel 16 van de Participatiewet niet van toepassing. Verder zijn door de Svb geen toezeggingen gedaan op grond waarvan eiser erop mocht vertrouwen dat hij voor een AIO-aanvulling in aanmerking zou komen. Ook kan geen gehoor worden gegeven aan de contra-legem jurisprudentie, nu dat het belang van anderen en het algemene belang zou raken. Ten slotte kon eiser voordat hij naar Nederland kwam weten dat hij in een bijstandsbehoevende situatie zou komen, zonder dat van tevoren vaststond dat hem een uitkering zou worden toegekend. Gelet op het voorgaande is geen sprake van een onevenredige hardheid en/of onjuiste belangenafweging, aldus verweerder.
4. Eiser voert - samengevat - primair aan dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Hij heeft namelijk niet vrijwillig, en daarmee niet rechtsgeldig, afstand gedaan van de Nederlandse nationaliteit. Bovendien is aan hem een Nederlands paspoort afgegeven. Als eiser al niet de Nederlandse nationaliteit bezit, dan is in ieder geval het vertrouwen gewekt dat hij deze wel bezit en dat hij daardoor in aanmerking komt voor een AIO-aanvulling. Subsidiair voert eiser aan dat er sprake is van zeer dringende redenen, waardoor verweerder alsnog een AIO-aanvulling aan hem moet toekennen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
Niet in geschil is dat als eiser de Nederlandse nationaliteit heeft verloren, hij in beginsel geen rechthebbende is op bijstandsverlening in de vorm van een AIO-aanvulling conform artikel 11 van de Participatiewet (Pw) in samenhang bezien met artikel 47a, derde lid, van de Pw.
6.2
Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij reeds een afzonderlijke procedure is gestart tegen het verlies van zijn Nederlandse nationaliteit.
6.3
Omdat eiser een verklaring van afstand van de Nederlandse nationaliteit heeft getekend en deze afstand van de Nederlandse nationaliteit zowel door de Nederlandse ambassadeur als door verweerder is bevestigd, staat vast dat, zolang deze procedure loopt, verweerder ervan moet uitgaan dat eiser afstand heeft gedaan van zijn Nederlandse nationaliteit en hierdoor deze nationaliteit heeft verloren. Dat eiser die afstand buiten zijn wil en onder druk van de Surinaamse autoriteiten heeft gedaan laat dit onverlet. Dit betoog kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, nu dit betrekking heeft op de al dan niet nietige afstandsverklaring en in de procedure omtrent het verlies van de Nederlandse nationaliteit zal moeten worden aangevoerd.
6.4
Gelijk met verweerder, moet ook de rechtbank ervan uitgaan dat eiser ten tijde hier in geding geen Nederlandse nationaliteit bezit.
6.5
Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat, mocht eisers procedure omtrent zijn nationaliteit leiden tot toekenning van de Nederlandse nationaliteit, eiser bij verweerder een nieuwe aanvraag voor een AIO-aanvulling kan indienen dan wel kan verzoeken om een herziening van het bestreden besluit. Verweerder zal dan opnieuw bezien of eiser in aanmerking komt voor een AIO-aanvulling.
7.1
Het betoog van eiser dat hij, doordat de Nederlandse ambassade hem een Nederlands paspoort heeft verstrekt, erop mocht vertrouwen dat hij in aanmerking kwam voor een AIO-aanvulling, slaagt niet.
7.2
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zie bijvoorbeeld zijn uitspraak van 7 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3805) slaagt een beroep op het vertrouwensbeginsel alleen als van de kant van het tot beslissen bevoegde orgaan, uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt.
7.3
Verweerder heeft geen uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen gedaan waaruit volgt dat eiser in de gerechtvaardigde veronderstelling kon verkeren dat hij in aanmerking kwam voor een AIO-aanvulling. Aan het door een ander (bestuurs)orgaan, te weten de Nederlandse ambassade in Suriname, verstrekken van een Nederlands paspoort kan eiser ook niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat verweerder hem een AIO-aanvulling zou toekennen. De Nederlandse ambassade is immers geen tot beslissen bevoegd orgaan ter zake van het verstrekken van een AIO-aanvulling. Er kan daarom geen sprake zijn van een schending van het vertrouwensbeginsel.
8.1
Ter zitting heeft eiser nog betoogd dat het bestreden besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Volgens eiser mag hij geen fouten maken, maar de Staat der Nederlanden kennelijk wel.
8.2
Voor zover eiser hiermee betoogt dat gelijke gevallen, gelijk behandeld dienen te worden, overweegt de rechtbank dat eiser eerst aannemelijk moet maken dat er gelijke gevallen zijn, die anders zijn behandeld. Nu eiser enkel heeft gesteld dat hij geen fouten mag maken, maar de Staat der Nederlanden wel, is hij daarin niet geslaagd. Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
9.1
Wat betreft eisers beroep op zeer dringende redenen, overweegt de rechtbank dat ingevolge artikel 16, tweede lid, van de Pw op deze zeer dringende redenen geen beroep kan worden gedaan door vreemdelingen die volgens artikel 11, tweede en derde lid, van de Pw niet met een Nederlander gelijkgesteld kunnen worden (vergelijk ook de uitspraak van de CRvB van 5 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3599).
9.2
Nu er in dit geding vanuit moet worden gegaan dat eiser de Nederlandse nationaliteit heeft verloren, en niet gebleken is dat hij beschikt over een geldige verblijfstitel of op andere gronden gelijk kan worden gesteld met een Nederlander, kan eisers beroep op zeer dringende redenen reeds gelet op artikel 16, tweede lid, van de Pw niet worden gehonoreerd.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 augustus 2017 door mr. A.M.M. Vingerling, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Demoed-van Dongen, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.