In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. De eiser had een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) ontvangen, maar deze was met ingang van 1 november 2016 met 100% verlaagd voor de duur van twee maanden, omdat hij zonder geldige reden niet was verschenen op een intakegesprek voor een re-integratietraject. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze verlaging, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 15 juni 2017 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat hij niet op de hoogte was van de afspraak voor het intakegesprek en dat er geen sprake was van recidive, aangezien zijn recht op bijstand eerder was ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het formulier waarop de afspraak was vermeld had ondertekend en dat hij dus op de hoogte had moeten zijn van de afspraak. De rechtbank oordeelde dat eiser zijn verplichtingen niet was nagekomen en dat de verlaging van de uitkering terecht was opgelegd.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de financiële gevolgen van het niet nakomen van verplichtingen voor rekening van de overtreder komen en dat er geen dringende redenen waren om van de maatregel af te zien. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, maar verweerder werd wel veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.980,- en moest het betaalde griffierecht van € 46,- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.