ECLI:NL:RBDHA:2017:9860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
C/09/531115 / KG ZA 17-504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsprocedure voor levering van winkelartikelen in penitentiaire inrichtingen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een aanbestedingsprocedure georganiseerd door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), heeft de rechtbank Den Haag op 22 juni 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (eiseres) en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door DJI. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen de gunning van een opdracht aan Groothandel Albatros B.V. en stelde dat Albatros niet voldeed aan de geschiktheidseisen, met name de referentie-eis van € 4.500.000,--. De rechtbank oordeelde dat DJI de inschrijving van Albatros niet ongeldig had hoeven verklaren, omdat Albatros had aangetoond dat haar producten gelijkwaardig waren aan de voorgeschreven producten. De rechtbank concludeerde dat de gelijkwaardigheidstoets door DJI op een juiste manier was uitgevoerd en dat de eiseres haar rechten had verwerkt door geen bezwaar te maken tijdens de standstill-periode. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat DJI vrijstond om de opdracht definitief aan Albatros te gunnen. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van zowel DJI als Albatros.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/531115 / KG ZA 17-504
Vonnis in kort geding van 22 juni 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] , tevens handelend onder de namen [handelsnaam eiseres 1] en [handelsnaam eiseres 2],
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaten mr. R.S. Damsma en mr. M. Ardag te Amsterdam,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie, meer in het bijzonder de Dienst Justitiële Inrichtingen),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. P.J.S. de Jong-van den Bogaard te Den Haag,
waarin is tussengekomen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROOTHANDEL ALBATROS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hoogeveen,
advocaat mr. C.S.G. de Lange te Groningen.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiseres] ’, ‘DJI’ en ‘Albatros’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 april 2017;
- de incidentele conclusie tot primair tussenkomst en subsidiair voeging, tevens akte houdende overlegging producties en het instellen van een eis in de hoofdzaak;
- de brief van mr. Ardag van 23 mei 2017, met daarbij gevoegd een akte houdende overlegging producties;
- de brief van mr. De Jong-van den Bogaard van 2 juni 2017, met producties;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties, tevens houdende een wijziging van eis, van de zijde van [eiseres] ;
- de faxbrief van mr. De Lange van 6 juni 2017, met daarbij gevoegd een akte houdende overlegging nadere producties;
- de faxbrief van 6 juni 2017 van mr. Damsma, met bijlage;
- de op 7 juni 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door alle partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.Het incident tot tussenkomst/voeging

2.1.
Albatros heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen [eiseres] en DJI. Ter zitting hebben [eiseres] en DJI verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. Albatros is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de toewijzing van de gevorderde tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
DJI heeft een Europese openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de levering van winkelartikelen ten behoeve van wederverkoop via in penitentiaire inrichtingen gesitueerde justitiabelenwinkels. DJI beoogt via deze procedure een overeenkomst af te sluiten met één leverancier voor de duur van twee jaar met de mogelijkheid om deze overeenkomst te verlengen voor de duur van maximaal twaalf maanden. Op deze aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 van toepassing, zoals gewijzigd per 1 juli 2016.
3.2.
Blijkens het ‘Beschrijvend document Europese aanbesteding Winkelartikelen t.b.v. justitiabelenwinkels DJI’ van 14 oktober 2016 (hierna: ‘het Beschrijvend Document’) is het gunningscriterium de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI). Blijkens paragraaf 4.3.3 van het Beschrijvend Document dient een inschrijver aan te tonen dat hij in de laatste drie jaar voorafgaande aan de datum van inschrijving de in de aanbesteding gevraagde productgroepen (food en non-food) heeft geleverd aan een opdrachtgever met een jaarlijkse opdrachtwaarde van € 4.500.000,--, exclusief BTW. Het Beschrijvend Document bevat een aantal bijlagen, waaronder als bijlage 1 het Inschrijfformulier, als bijlage 3 de Specificatie Referentieopdracht, als bijlage 5 het Programma van Eisen en als bijlage 6 het Prijzenblad ‘Winkelartikelen t.b.v. justitiabelenwinkel’ (hierna: ‘het Prijzenblad’).
3.2.1.
In het Programma van Eisen is toegelicht dat daar waar in de aanbestedingsdocumenten merk- en/of leveranciersnamen worden genoemd dan wel hieraan gerefereerd kan worden, dit gelezen dient te worden als “of daaraan gelijkwaardig”. Indien de inschrijver een andere merk- en/of leveranciersnaam aanbiedt, dient blijkens deze toelichting naast de gestelde eisen in het Programma van Eisen de kwaliteit en het merk/de klasse (A, B of C) gelijk te zijn aan het gevraagde in bijlage 6. Het A-, B- en C-merk worden in het Programma van Eisen als volgt gedefinieerd:
“A-merk *1: product dat algemeen verkrijgbaar is, een goede reputatie heeft en bekendheid geniet door reclame die direct op de consument is gericht. Een A-merk product straalt kwaliteit, status en zekerheid uit en heeft daardoor een hoge toegevoegde waarde. Een A-merk product is toonaangevend qua prijs en kwaliteit.”
“B-merk/Huismerk *2: product van een duidelijk herkenbaar merk (de naam van een winkel of een organisatie), waarmee soms ook wel reclame wordt gemaakt, maar dat niet altijd algemeen verkrijgbaar is (slechts verkrijgbaar via een bepaalde leverancier of keten) en duidelijk lager geprijsd is dan een A-merk. Het is een merk dat minder bekend staat maar niet noodzakelijkerwijs onderdoet voor de kwaliteit van een A-merk.”
“C-merk *3: een goedkopere variant dan een B-merk.”
3.2.2.
Het Prijzenblad is opgedeeld in twaalf kolommen (A tot en met L). Kolom A bevat een door DJI gegeven omschrijving van het artikel inclusief productgroep. In kolom E dient de inschrijver de merknamen op te geven. Hierbij is de volgende toelichting gegeven:
“Indien Inschrijver een ander merk aanbiedt dan in kolom A beschreven dan dient deze gelijkwaardig te zijn wat betreft de gestelde eisen aan onder meer kwaliteit en het kwaliteitsniveau en prijs.”
In kolom F heeft DJI het kwaliteitsniveau (A-, B- of C-merk) opgenomen waaraan het door de inschrijver aangeboden artikel minimaal dient te voldoen.
Het Prijzenblad bevat voorts onder meer de navolgende instructie:
“Daar waar in het prijzenblad merknamen en/of leveranciersnamen worden genoemd ofwel hiernaar gerefereerd wordt, dient dit gelezen te worden als ‘of gelijkwaardig’. In kolom E dient Inschrijver op te geven met welk merk hij inschrijft. Onder gelijkwaardig wordt verstaan: bijvoorbeeld indien een A-merk wordt voorgeschreven, dan dient het alternatief aangeboden artikel eveneens een A-merk te zijn. Daarnaast dient het alternatieve artikel minimaal te voldoen aan de gestelde eisen in bijlage 5.”
3.3.
DJI heeft [eiseres] bij brief van 3 januari 2017 – kort gezegd – bericht dat zowel haar inschrijving als de inschrijving van Albatros vanwege niet voor herstel vatbare gebreken niet voor gunning in aanmerking komt. DJI heeft daarbij te kennen gegeven dat zij voornemens is de aanbesteding met de beide inschrijvers te vervolgen door middel van de mededingingsprocedure met onderhandelingen.
3.4.
Bij brief van 6 februari 2017 heeft DJI [eiseres] geïnformeerd over (het verloop van) de mededingingsprocedure, die bestaat uit twee onderhandelingsrondes en de mogelijkheid tot het indienen van een nieuwe inschrijving (‘best and final offer’).
3.5.
DJI heeft [eiseres] bij brief van 5 april 2017 bericht dat zij voornemens is de opdracht aan Albatros te gunnen. Daarbij heeft DJI toegelicht dat [eiseres] heeft ingeschreven met een totaalprijs van € 7.425.653,41 en Albatros met een totaalprijs van € 7.340.339,--.
3.6.
[eiseres] heeft DJI naar aanleiding van voormeld gunningsvoornemen en een gesprek daarover op 11 april 2017 bij brief van 14 april 2017 verzocht om kritisch na te gaan of Albatros wel heeft voldaan aan de hiervoor onder 3.2. genoemde referentie-eis. Daarbij heeft [eiseres] zich op het standpunt gesteld dat voor zover haar bekend APS in bedoelde tijdspanne geen opdracht heeft uitgevoerd met een waarde van € 4.500.000,--. Daarnaast heeft [eiseres] DJI verzocht haar mede te delen of Albatros in haar inschrijving heeft toegelicht waarom de door haar aangeboden producten minimaal gelijkwaardig zijn aan de in het Prijzenblad voorgeschreven producten. Tevens heeft [eiseres] DJI verzocht het door Albatros aangeleverde bewijs kritisch te toetsen, waarbij niet alleen wordt nagegaan of de alternatieve producten eveneens kwalificeren als B-merken, maar tevens wordt getoetst of het kwaliteitsniveau en de prijs minimaal gelijkwaardig zijn aan die van de voorgeschreven producten. Ten slotte heeft [eiseres] zich in deze brief op het standpunt gesteld dat wanneer DJI de gelijkwaardigheidstoets als hiervoor beschreven niet kan of wil uitvoeren, deze eis kwalificeert als een onrechtmatige eis, reden waarom de aanbesteding volgens haar dient te worden ingetrokken.
3.7.
DJI heeft [eiseres] bij e-mail van 19 april 2017 bericht dat Albatros heeft voldaan aan de gestelde geschiktheidseis, nu de waarde van de door haar opgevoerde referentieopdracht (APS) het bedrag van € 4.500.000,-- overstijgt. Met betrekking tot de uit te voeren gelijkwaardigheidstoets heeft DJI in deze e-mail als volgt bericht:
“Tevens verzoekt u ons om aan te geven of Groothandel Albatros B.V. een nadere uitleg heeft gegeven aangaande de producten waarmee zij heeft ingeschreven.
DJI is van mening dat zij geen onderbouwing heeft geëist, maar heeft geëist dat het aangeboden product voldoet aan hetgeen is geëist in bijlage 5 van het beschrijvend document en het gestelde in bijlage 6 van het Beschrijvend Document.
In Bijlage 6 Prijzenblad, tabblad: info en instructies, staat hierover het volgende vermeld:
Daar waar in het prijzenblad merknamen en/of leveranciersnamen worden genoemd ofwel hiernaar gerefereerd wordt, dient dit gelezen te worden als ‘of gelijkwaardig’. In kolom E dient inschrijver op te geven met welk merk hij inschrijft. Onder gelijkwaardig wordt verstaan: bijvoorbeeld indien een A-merk wordt voorgeschreven, dan dient het alternatief geboden artikel eveneens een A-merk te zijn. Daarnaast dient het alternatieve artikel minimaal te voldoen aan de gestelde eisen in bijlage 5.
Het is dus inderdaad zo dat Groothandel Albatros B.V. niet met exact dezelfde producten heeft ingeschreven als het product waarnaar gerefereerd. Met name in het kwaliteitssegment B worden andere, gelijkwaardige, merken aangeboden als het product waarnaar wordt gerefereerd. Dit is gezien het gestelde in het Beschrijvend Document en in het bijzonder in Bijlage 6 toegestaan mits het artikel voldoet aan de eisen zoals opgenomen in Bijlage 5. Dji heeft vastgesteld dat de aangeboden producten door Groothandel Albatros B.V. voldoen aan de gestelde eisen uit het Beschrijvend Document.”

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
DJI te gebieden de voorlopige gunningsbeslissing van 5 april 2017 in te trekken;
DJI te verbieden de opdracht definitief aan Albatros te gunnen;
DJI te gebieden de opdracht aan [eiseres] te gunnen, voor zover zij nog tot gunning wenst over te gaan;
subsidiair:
DJI te gebieden de voorlopige gunningsbeslissing van 5 april 2017 in te trekken;
DJI te verbieden de opdracht definitief aan Albatros te gunnen;
DJI te gebieden de inschrijving van Albatros opnieuw te laten beoordelen door een nieuw onafhankelijk beoordelingsteam;
meer subsidiair:
DJI te gebieden de voorlopige gunningsbeslissing van 5 april 2017 in te trekken;
DJI te verbieden de opdracht definitief aan Albatros te gunnen;
DJI te gebieden de opdracht te staken en een heraanbesteding te organiseren, voor zover zij nog tot gunning wenst over te gaan;
uiterst subsidiair:
in goede justitie een voorziening te treffen;
zowel primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiairmet bepaling dat DJI bij niet nakoming van het gevorderde een dwangsom zal verbeuren en met veroordeling van DJI in de proceskosten- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan. Primair stelt [eiseres] dat DJI Albatros van de aanbesteding had moeten uitsluiten omdat zij heeft ingeschreven met alternatieve producten zonder aan te tonen dat deze producten gelijkwaardig zijn aan de voorgeschreven producten. Deze verplichting vloeit volgens [eiseres] voort uit artikel 2.77, eerste lid, Aw 2012 en de aanbestedingsstukken. Onduidelijk is volgens [eiseres] of door Albatros dienaangaande bewijsstukken zijn overgelegd. Indien dit niet is gebeurd, dient de inschrijving van Albatros reeds om die reden ongeldig te worden verklaard. Overigens is het naar de mening van [eiseres] zeer onwaarschijnlijk dat Albatros erin zal slagen om te bewijzen dat zij niet alleen qua merkcategorie maar ook qua kwaliteitsniveau en prijs gelijkwaardige producten heeft aangeboden, nu een groot deel van de voorgeschreven B-merken producten van hoogwaardige kwaliteit betreffen met een bijbehorende hogere prijs, waarvoor geen ander B-merk een goed substituut is.
4.2.1.
Voor zover thans nog niet kan worden vastgesteld of wordt voldaan aan de gelijkwaardigheidstoets, stelt [eiseres] subsidiair dat DJI moet worden gelast om deze toets alsnog (volledig) uit te voeren, waarbij dient te worden getoetst of de door Albatros aangeboden producten zowel voor wat betreft kwaliteit als voor wat betreft kwaliteitsniveau en prijs gelijkwaardig zijn aan de voorgeschreven producten. Uit de toelichting bij het Programma van Eisen blijkt volgens [eiseres] dat kwaliteit meer omvat dan enkel een toets aan het merk en het Programma van Eisen.
4.2.2.
Voor het geval mocht worden geoordeeld dat geen nadere gelijkwaardigheidstoets behoeft te worden uitgevoerd, stelt [eiseres] meer subsidiair dat sprake is van een onrechtmatige eis, als gevolg waarvan een ongelijk speelveld is ontstaan en het beginsel van gelijke behandeling is geschonden. DJI hanteert volgens [eiseres] een beperktere gelijkwaardigheidstoets dan de toets zoals die in de aanbestedingsdocumenten is omschreven. DJI toetst kennelijk slechts of aangeboden producten kwalificeren als een A-, B-, of C-merk en laat de eveneens in de aanbestedingsdocumenten voorgeschreven toets op kwaliteit en prijs achterwege. Het niet willen dan wel het niet kunnen toepassen van de voorgeschreven gelijkwaardigheidstoets leidt naar de mening van [eiseres] tot de conclusie dat sprake is van een ongeldige eis. Als gevolg hiervan kan de huidige aanbestedingsprocedure niet worden vervolgd en dient een heraanbesteding plaats te vinden. Daarbij wijst [eiseres] erop dat door het niet toepassen van de vooraf vastgestelde spelregels de inschrijver die met kwalitatief minder goede producten heeft ingeschreven wordt beloond ten opzichte van de inschrijver die met de voorgeschreven producten heeft ingeschreven.
4.2.3.
Daarnaast stelt [eiseres] dat Albatros niet heeft voldaan aan een gestelde referentie-eis en dat haar inschrijving ook om die reden ongeldig dient te worden verklaard. [eiseres] wijst er daarbij op dat de door Albatros opgegeven referent, Alwica Penitentiaire Shops B.V. (hierna: ‘APS’), in bedoelde periode onmogelijk een opdracht met waarde van minimaal € 4.500.000,-- bij één opdrachtgever kan hebben uitgevoerd. DJI stelt dat APS voor haar een opdracht uitvoert met een waarde van € 6.000.000,--. Uit het Beschrijvend Document volgt volgens [eiseres] echter dat met de verkoop van artikelen een bedrag is gemoeid van € 7.500.000,-- per jaar. Nu [eiseres] momenteel voor een bedrag van € 4.000.000,-- aan producten aan DJI levert, kan APS nog slechts voor een bedrag van € 3.500.000,-- aan producten aan DJI leveren. Naar de mening van [eiseres] is dan ook de conclusie gerechtvaardigd dat het bedrag van € 6.000.000,-- voor een groot deel onder meer dienstverlening omvat en aldus deze referentieopdracht betrekking heeft op een samenstel van opdrachten.
4.3.
DJI en Albatros voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Albatros vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad primair DJI te gebieden de opdracht definitief aan haar te gunnen dan wel subsidiair in goede justitie een passende voorziening te treffen, zowel primair als subsidiair met veroordeling van DJI, respectievelijk [eiseres] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Albatros daartoe dat zij er belang bij heeft dat de opdracht definitief aan haar gegund wordt en derhalve bij afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van [eiseres] en DJI met betrekking tot de vorderingen van Albatros hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Ter beoordeling ligt voor of DJI de inschrijving van Albatros ongeldig had moeten verklaren omdat Albatros bij haar inschrijving niet met bewijsmiddelen heeft aangetoond dat haar producten gelijkwaardig zijn aan de voorgeschreven producten en/of vanwege het feit dat Albatros niet heeft voldaan aan de gestelde referentie-eis als hiervoor onder 3.2 omschreven.
5.2.
DJI heeft ter zitting ten aanzien van de aan te leggen gelijkwaardigheidstoets betoogd dat deze zich beperkt tot de vraag of een aangeboden alternatief product in dezelfde merkcategorie valt als het voorgeschreven product, hetgeen volgens haar in de desbetreffende branche gebruikelijk is. Volgens DJI zijn in de definities van een A-, B- en C-merk de toetsingselementen kwaliteit en prijs reeds verdisconteerd, zodat de gelijkwaardigheid volledig aan de hand van de ingediende prijzenbladen kon worden getoetst. De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiseres] – zoals zij ter zitting heeft erkend – zelf ook met alternatieve producten heeft ingeschreven. Volgens [eiseres] betrof dit vijftien producten, terwijl DJI heeft gesteld dat dit er minstens dertig zijn. Door [eiseres] is ten aanzien van die alternatieve producten niet gemotiveerd weersproken dat – zoals DJI heeft gesteld – door haar niet die bewijsstukken zijn overgelegd die volgens haar op grond van de wet en de aanbestedingsdocumenten ter staving van de kwaliteit door Albatros bij haar inschrijving hadden moeten worden overgelegd. [eiseres] heeft evenmin ten aanzien van de door haar aangeboden alternatieve producten aangetoond dat deze qua prijs vergelijkbaar zijn met de voorgeschreven producten. Daarmee is aldus in feite sprake van een situatie waarin de pot de ketel verwijt dat hij zwart ziet. Niet geloofwaardig is daarmee de (impliciet) door [eiseres] betrokken stelling dat zij ten tijde van het indienen van de inschrijving voor wat betreft de aan te leggen gelijkwaardigheidstoets is uitgegaan van een andere lezing van de aanbestedingsstukken dan de lezing die DJI en Albatros kennelijk voorstonden. Nu alle partijen er kennelijk vanuit zijn gegaan dat de gelijkwaardigheidstoets zich beperkt tot de vraag of een alternatief product in een bepaalde merkcategorie valt, kan, hoewel de aanbestedingsdocumenten ter zake niet op een eenduidige wijze zijn geformuleerd, hieruit in deze procedure niet de verplichting tot het overleggen van de door [eiseres] verlangde bewijsstukken worden aangenomen. Anders dan [eiseres] stelt, volgt deze verplichting evenmin uit artikel 2.77 Aw 2012. Zoals DJI en Albatros terecht hebben opgemerkt, volgt uit dit artikel slechts dat het een aanbestedende dienst niet is toegestaan een inschrijving met een alternatief product af te wijzen indien door de inschrijver is aangetoond dat sprake is van een alternatief product dat gelijkwaardig is aan het voorgeschreven product. Bij gebreke van een daartoe strekkende verplichting kan derhalve het niet door Albatros overleggen van bewijsmiddelen niet leiden tot ongeldigheid van haar inschrijving.
5.3.
In haar betoog dat Albatros niet aan de gestelde referentie-eis heeft voldaan en dat haar inschrijving om die reden ongeldig had moeten worden verklaard, kan [eiseres] evenmin worden gevolgd. [eiseres] is immers reeds op 3 januari 2017 bekend geworden met het feit dat naar de mening van DJI door beide inschrijvers aan de geschiktheidseisen werd voldaan. In de daarop volgende standstill-periode heeft zij echter ter zake geen bezwaren naar voren gebracht. Zoals DJI en Albatros met juistheid hebben gesteld, heeft [eiseres] daarmee haar rechten verwerkt om te klagen over het niet-voldoen door Albatros aan een geschiktheidseis. Overigens is door [eiseres] ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Albatros niet aan de gestelde referentie-eis heeft voldaan. [eiseres] heeft weliswaar betoogd dat niet daadwerkelijk sprake is van de levering door Albatros aan APS van producten met een waarde van € 6.000.000,--, maar dit betoog ontbeert een deugdelijke onderbouwing en dient reeds om die reden te worden gepasseerd. Bij gebreke van enige concrete aanwijzing dat Albatros ter zake een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, heeft DJI zich terecht op het standpunt gesteld dat zij heeft kunnen en mogen vertrouwen op de juistheid van hetgeen Albatros en APS dienaangaande in de inschrijving hebben verklaard.
5.4.
Nu DJI de inschrijvingen op gelijke wijze heeft onderworpen aan de gelijkwaardigheidstoets, zoals deze blijkens hetgeen hiervoor is overwogen kennelijk ten tijde van het indienen van de inschrijvingen door alle partijen is begrepen, is de door [eiseres] verlangde herbeoordeling van de inschrijvingen niet aan de orde en kan de door [eiseres] voorgestane conclusie dat ter zake sprake is van een door DJI gestelde onrechtmatige eis niet worden getrokken. Uit dit laatste volgt dat ook de door [eiseres] verlangde heraanbesteding niet aan de orde is en dat het DJI vrijstaat om de opdracht desgewenst definitief aan Albatros te gunnen. De vordering van [eiseres] ligt daarmee in zijn geheel voor afwijzing gereed.
5.5.
Nu DJI voornemens is de opdracht ook definitief aan Albatros te gunnen, brengt voormelde beslissing mee dat Albatros geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vorderingen, zodat deze worden afgewezen. Albatros zal worden veroordeeld in de kosten van DJI, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat DJI als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet [eiseres] in haar verhouding tot Albatros worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Albatros was immers te voorkomen dat de opdracht aan [eiseres] zou worden gegund, welk doel is bereikt. [eiseres] zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Albatros. Voorts zal [eiseres] , als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van DJI. De door zowel DJI als Albatros gevorderde rente over de proceskosten is eveneens toewijsbaar.
5.6.
Voor een veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst het door [eiseres] en Albatros gevorderde af;
6.2.
veroordeelt Albatros voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen jegens DJI in de kosten van DJI, tot dusver begroot op nihil;
6.3.
veroordeelt [eiseres] in de overige proceskosten, tot dusver begroot aan de zijde van zowel DJI als Albatros telkens op € 1.434,--, waarvan € 816,-- aan griffierecht en € 618,-- aan salaris advocaat;
6.4.
bepaalt dat de verschuldigde proceskosten dienen te worden voldaan binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken en dat - bij gebreke daarvan - daarover de wettelijke rente verschuldigd is;
6.5.
verklaart de proceskostenveroordelingen onder 6.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2017.
mw