4.2Verweerder heeft op 29 maart 2016 de Duitse autoriteiten verzocht om heroverweging van het claimverzoek. Uit de telefoonnotitie van 29 september 2016 blijkt dat verweerder aan de gemachtigde van eiser te kennen heeft gegeven met de Duitse autoriteiten in overleg te zijn over deze en vergelijkbare zaken. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 10 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1367, overwogen dat, mede gelet op de inspanningen van verweerder, de procedure tot vaststelling van de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek van de vreemdeling in dat geval niet onredelijk lang heeft geduurd. In dat geval ging het om de duur van ruim zes maanden. De in de thans voorliggende zaak door eiser ingediende ingebrekestelling is ingediend binnen zes maanden na het verzoek van verweerder aan de Duitse autoriteiten om heroverweging van het claimverzoek. Nu in deze zaak evenmin grond bestaat voor het oordeel dat Nederland binnen die zes maanden verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van de vreemdeling en de beslistermijn reeds was aangevangen, is de ingebrekestelling prematuur en heeft verweerder reeds daarom geen dwangsom verbeurd. 5. Het beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit zal dan ook niet‑ontvankelijk worden verklaard.
Het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag (NL17.1428).
6. Nu het bestreden besluit niet aan het beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit tegemoet komt, heeft dat beroep op grond van artikel 6:20, derde lid, mede betrekking op het alsnog genomen besluit. Eiser heeft evenwel afzonderlijk beroep ingesteld tegen dit besluit.
7. Verweerder heeft met toepassing van artikel 31, eerste lid, van de Vw de aanvraag als ongegrond afgewezen. Als relevante elementen van het asielrelaas worden door verweerder onderscheiden:
- eiser heeft verklaard dat hij [naam] heet, geboren is in Kabul op [geboortedatum] 1990 en op jonge leeftijd naar Kandahar is verhuisd, de Afghaanse nationaliteit bezit en dat hij tot de Tadsjieken behoort en zich tot de sji’ieten rekent;
- eiser heeft verklaard dat zijn relatie met een jongen, genaamd [persoon A], is ontdekt. Daardoor kreeg eiser problemen met een mullah, de vader van [persoon A];
- eiser heeft verklaard dat hij ook problemen heeft gehad met de Taliban, nu hij Engelse taallessen heeft verzorgd voor Afghaanse kinderen;
- eiser heeft verder verklaard dat hij door onbekenden op zijn werk bij de koekjesfabriek is aangevallen omdat hij de zoon was van [persoon B]. Blijkens de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor was de vader van betrokkene een beruchte man die werkzaam was bij de Komandani, de geheime dienst van de Mujaheddin. Verder blijkt uit de correcties en aanvullingen dat eiser zijn vader ruim 21 jaar geleden voor het laatst heeft gezien.
Verweerder heeft de nationaliteit van eiser geloofwaardig geacht, maar zijn identiteit, herkomst etniciteit en religie ongeloofwaardig. Ook de seksuele gerichtheid en de daaruit voortgekomen problemen, de problemen met de Taliban en de mishandeling in de koekjesfabriek acht verweerder ongeloofwaardig.
Verweerder heeft daartoe overwogen dat eiser heeft verklaard dat hij in zijn leven zich op verschillende momenten bediend heeft van verschillende identiteiten. Van de door eiser overgelegde en echt bevonden taskera, waarop de naam [naam] staat vermeld, kan niet worden uitgegaan, omdat deze niet is voorzien van een pasfoto. Van het echt bevonden overgelegde paspoort, waarop de naam [naam 2] staat, kan ook niet worden uitgegaan, omdat eiser zelf heeft verklaard dat die gegevens niet kloppen. Eiser kan niet aannemelijk maken wie hij in werkelijkheid is, aldus verweerder. Ook wordt er getwijfeld aan de familieband met de persoon waarvan eiser stelt dat zij zijn moeder is. De verklaringen die zijn gestelde moeder bij haar asielaanvraag in 1997 heeft afgelegd verschillen in grote mate met die van eiser. Ten aanzien van de seksuele gerichtheid van eiser heeft verweerder overwogen dat hij het proces van bewustwording en zelfacceptatie niet duidelijk heeft kunnen maken. Voorts heeft eiser op korte, vage en terughoudende wijze gereageerd over het zoeken van contact met andere mannen, heeft hij in het nader gehoor pas voor het eerst gesteld homoseksueel te zijn, wist hij de achternaam van zijn vriend niet te melden en heeft hij tegenstrijdige en vage verklaringen afgelegd over hoe de problemen zijn ontstaan, aldus verweerder. Voor zover eiser een kopie van een dreigbrief van de Taliban heeft overgelegd, kan deze niet op echtheid worden gecontroleerd. Daarbij komt dat de brief is gericht aan [naam], maar dat de identiteit van eiser niet geloofwaardig wordt geacht. Ook heeft eiser verklaard niet op de hoogte te zijn of zijn vader nog leefde, terwijl in de dreigbrief staat dat zijn vader is vermoord. Verweerder heeft verder overwogen dat in de verklaringen van eiser over de mishandeling in de koekjesfabriek grote verschillen zitten en dat eiser niet in staat was om het incident globaal in een tijdslijn te plaatsen. Nu dit een van de redenen is geweest om te vluchten, mag dit wel van eiser worden verwacht. Voorts heeft eiser verklaard dat hij zou zijn mishandeld omdat hij de zoon is van [persoon B], maar is zijn identiteit niet geloofwaardig geacht, aldus verweerder.
Eiser heeft gelet op voorgaande geen vrees voor vluchtelingrechtelijke vervolging. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt, aangezien zijn asielrelaas ongeloofwaardig is geacht, dat hij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade loopt, aldus verweerder.
8. Eiser betoogt dat verweerder een door hem overgelegde verklaring van de Afghaanse ambassade in Nederland niet bij de beoordeling heeft betrokken. In die verklaring heeft de ambassade vastgesteld dat hij [naam] is. Voorts betoogt eiser dat verweerder door te stellen dat eiser ook de andere naam heeft gebruikt onvoldoende heeft gemotiveerd dat zijn identiteit niet kan worden vastgesteld. Verder vindt eiser het opmerkelijk dat verweerder het niet meer van belang acht de originele dreigbrief te kunnen onderzoeken, terwijl dit in het voornemen nog wel van belang werd geacht. Voorts betoogt eiser dat het nader gehoor onzorgvuldig is afgenomen. De hoormedewerker heeft onvoldoende rekening gehouden met de kwetsbaarheid en depressieve toestand van eiser en de werkinstructie 2015/8 ten onrechte niet gevolgd. Ook heeft de hoormedewerker de werkinstructie 2015/9 ten aanzien van de seksuele geaardheid van eiser niet gevolgd. Zo heeft de hoormedewerker niet gevraagd naar het proces van ontdekking van zijn homoseksualiteit en de wijze waarop eiser met die ontdekking is omgegaan en naar wat het betekent anders te zijn dan hetgeen de maatschappij in het land van herkomst verwacht, aldus eiser.
9. De rechtbank overweegt als volgt.