ECLI:NL:RBDHA:2018:10544
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling
Op 3 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.L. van Oostveen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.C. Puister. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, dat haar Ziektewet-uitkering per 19 september 2017 beëindigde. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat eiseres, ondanks haar medische beperkingen, in staat was om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen. Eiseres betwistte de medische beoordeling en voerde aan dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend, met name in verband met haar pijnklachten en psychische aandoeningen, waaronder PTSS en dyslexie.
De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b de medische beperkingen van eiseres op zorgvuldige wijze had beoordeeld en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze beoordeling te twijfelen. De rechtbank vond dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de klachten van eiseres en dat de door haar ingebrachte medische informatie niet leidde tot de conclusie dat zij meer beperkt was dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was vastgelegd. Eiseres had ook geen objectieve medische gegevens overgelegd die haar stellingen onderbouwden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. De rechtbank oordeelde dat de ZW-uitkering van eiseres terecht was beëindigd, omdat zij in staat was om de geduide functies te vervullen. De rechtbank veroordeelde het Uwv tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.002,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 september 2018.