ECLI:NL:RBDHA:2018:10544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2018
Publicatiedatum
3 september 2018
Zaaknummer
18/1284
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

Op 3 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.L. van Oostveen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.C. Puister. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, dat haar Ziektewet-uitkering per 19 september 2017 beëindigde. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat eiseres, ondanks haar medische beperkingen, in staat was om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen. Eiseres betwistte de medische beoordeling en voerde aan dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend, met name in verband met haar pijnklachten en psychische aandoeningen, waaronder PTSS en dyslexie.

De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b de medische beperkingen van eiseres op zorgvuldige wijze had beoordeeld en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze beoordeling te twijfelen. De rechtbank vond dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de klachten van eiseres en dat de door haar ingebrachte medische informatie niet leidde tot de conclusie dat zij meer beperkt was dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was vastgelegd. Eiseres had ook geen objectieve medische gegevens overgelegd die haar stellingen onderbouwden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. De rechtbank oordeelde dat de ZW-uitkering van eiseres terecht was beëindigd, omdat zij in staat was om de geduide functies te vervullen. De rechtbank veroordeelde het Uwv tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.002,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 september 2018.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/1284

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. C.L. van Oostveen)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.C. Puister).

Procesverloop

Bij besluit van 10 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij met ingang van 19 september 2017 geen recht meer heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 5 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2018.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als voltijds catering medewerker bij [catering]. Per 18 november 2015 is eiseres werkloos geworden en is aan haar een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Eiseres heeft zich op 2 september 2016 vanuit de WW ziekgemeld als gevolg waarvan aan haar met ingang van 18 november 2016 een ZW-uitkering is toegekend. Ter gelegenheid van een eerstejaars ZW-beoordeling is eiseres medisch ongeschikt bevonden voor haar eigen werk, maar wel geschikt geacht voor passende functies. Daarmee kan eiseres volgens verweerder meer dan 65% verdienen van het voor haar geldende maatgevende loon. Bij het primaire besluit heeft verweerder daarom de ZW-uitkering van eiseres per 19 september 2017 beëindigd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd met dien verstande dat de medische beperkingen van eiseres door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten opzichte van de primaire medische beoordeling in een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) enigszins zijn aangepast en eiseres door de arbeidsdeskundige b&b, overeenkomstig het primaire arbeidskundige oordeel, geschikt bevonden voor de functies van wikkelaar (SBC-code 267050), boekhouder (SBC-code 315040) en machinebediende (SBC-code 271092).
3. Eiseres voert in beroep aan dat haar beperkingen in de FML onvoldoende zijn vertaald. De pijnklachten aan de schouders, rug, armen en vingers zouden volgens eiseres flink meer beperkingen moeten opleveren. De medische informatie van haar psychotherapeut en chiropractor die eiseres in bezwaar heeft ingebracht laat meer beperkingen zien. Niet valt in te zien waarom de verzekeringsarts b&b de forse beperkingen op de aspecten lopen en staan tijdens het werk heeft omgezet naar lichte beperkingen. Eiseres ondervindt ook dagelijks problemen als gevolg van de PTSS. Tevens vindt eiseres dat zij in aanmerking komt voor een medische urenbeperking op energetische, preventieve en om redenen van verminderde beschikbaarheid. De dyslexie waaraan eiseres lijdt wordt door de verzekeringsarts b&b niet serieus genomen en zou door een deskundige van de rechtbank kunnen worden getest. Eiseres meent dat zij gelet op haar dyslexie ongeschikt is voor administratieve functies en dat fabrieksfuncties wegens de pijnmedicatie ten onrechte zijn geduid. Eiseres heeft bij haar beroepschrift medische informatie van haar huisarts, haar psychotherapeute, haar chiropractor en fysiotherapeut gevoegd. Ook heeft eiseres zelf een FML opgesteld.
4. Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft de verzekeringsarts b&b de FML op 30 mei 2018 aangepast en beperkingen opgenomen op de items schrijven en lezen in de rubriek sociaal functioneren en op de items lopen en staan tijdens het werk is de lichte beperking weer omgezet naar een beperking. De arbeidsdeskundige b&b heeft op grond van de aangepaste FML de functie van machinebediende (SBC-code 271092) laten vallen en vervangen door de functie samensteller (SBC-code 271130), die al eerder als reservefunctie aan eiseres was voorgehouden.
5. Eiseres heeft in reactie hierop gesteld dat gelet op de verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige aanpassingen haar beroep gegrond is. Tevens heeft eiseres haar beroepsgronden met betrekking tot de pijnklachten en de dyslexie gehandhaafd. Volgens eiseres gaat de verzekeringsarts b&b op het punt van lezen en schrijven ten onrechte uit van Havo niveau. Wat betreft haar psychische klachten vindt eiseres dat zij na een therapeutische sessie recuperatietijd nodig heeft en dat daarom een medische urenbeperking geïndiceerd is. Eiseres stelt, met verwijzing naar het arrest Korošec, dat haar psychotherapeut geen nadere inlichtingen wil geven en dat zij geen geld heeft om zelf een deskundigen-onderzoek te betalen. Eiseres verzoekt de rechtbank daarom om een onafhankelijke psychiater te benoemen voor het doen van nader medisch onderzoek.
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent echter niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten.
Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is. De rechtbank heeft hiervoor steun gevonden in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4449.
7.1
De primaire verzekeringsarts heeft op 9 januari 2017 lichamelijk en psychisch onderzoek bij eiseres verricht en aan de hand van de bevindingen een FML opgesteld waarin de beperkingen van eiseres zijn vastgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) [X] heeft op 4 januari 2018 aansluitend aan de hoorzitting lichamelijk en psychisch onderzoek bij eiseres verricht. In haar rapport van 25 januari 2018 heeft de verzekeringsarts b&b op toereikende wijze gemotiveerd waarom zij het grotendeels eens is met de bevindingen van de primaire verzekeringsarts. Hangende beroep heeft de verzekeringsarts b&b G.K. Hebly op 23 mei 2018 rapport uitgebracht en in een vervolgrapport van 12 juli 2018 uitgebreid gereageerd op de aanvullende beroepsgronden van eiseres. De rechtbank ziet daarom geen reden het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig te achten.
7.2
Wat betreft de inhoudelijke medische beoordeling overweegt de rechtbank als volgt. De verzekeringsarts b&b [X] heeft gesteld dat bij eiseres sprake is van een chronisch pijnsyndroom type fibromyalgie en dat daarmee bij het vaststellen van de beperkingen in mentale en fysieke belasting ruimschoots rekening is gehouden. Volgens de verzekeringsarts b&b sluiten deze beperkingen ook aan bij algemene adviezen die gelden voor fibromyalgie: gedoseerd bewegen en actief zijn. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding voor het aannemen van verdergaande beperkingen op dit punt. De rechtbank onderschrijft dit medisch oordeel. De door eiseres in beroep ingebrachte (niet-medische) informatie van haar chiropractor en fysiotherapeut bieden de rechtbank immers geen aanknopingspunten voor het oordeel dat zij op de datum in geding op medisch objectieve gronden meer beperkt is dan ter zake in de (aangepaste) FML is vastgelegd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de subjectieve beleving van de klachten, ook daar waar eiseres deze invoelbaar weet over te brengen, in zijn algemeenheid niet beslissend is voor de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin kunnen worden vastgesteld.
7.3
Wat betreft de psychische klachten heeft de verzekeringsarts b&b [X] vastgesteld dat zowel bij het primaire medisch onderzoek als bij eigen onderzoek geen ernstige stoornissen in cognitieve, conatieve en affectieve functies en geen aanwijzingen voor een ernstig psychiatrische toestandsbeeld zijn gevonden. Ernstige stoornissen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren komen volgens de verzekeringsarts b&b niet naar voren, ook niet uit de door de behandelend psychotherapeut van eiseres verstrekte informatie. De in de FML vastgelegde beperkingen ten aanzien van werken met veelvuldige deadlines, productiepieken, omgaan met conflicten en leidinggeven sluiten, zo stelt de verzekeringsarts b&b, in voldoende mate aan bij de aard en ernst van de bij eiseres vastgestelde psychische beperkingen op grond van - in hoofdzaak - PTSS. De rechtbank volgt dit medisch oordeel dat in beroep wordt bevestigd in de aanvullende rapportage van 23 mei 2018 van verzekeringsarts b&b Hebly. Eiseres heeft met hetgeen in beroep op dit punt is aangevoerd geen twijfel gezaaid aan de juistheid van het verzekeringsgeneeskundige oordeel.
7.4
Ter zake de stelling van eiseres dat in haar situatie een medische urenbeperking aan de orde is omdat zij moet recupereren van de psychotherapeutische behandeling die zij ondergaat, overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres stelt dat zij na een sessie bij de psychotherapeut gedurende twee dagen dermate van slag is dat ze dan niet in staat is om te werken. De verzekeringsarts b&b [X] heeft gesteld dat voor een indicatie op basis van beschikbaarheid, die door een (dag-)behandeling wordt bepaald, zoals een intensieve revalidatie bij eiseres geen sprake is. Evenmin is er volgens de verzekeringsarts b&b reden voor een medische urenbeperking op basis van energetische gronden omdat eiseres niet lijdt aan een stoornis met gevolgen in de energiehuishouding. Voorts acht de verzekeringsarts b&b geen indicatie aanwezig voor een werktijdbeperking uit preventief oogpunt. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee ampel en adequaat gemotiveerd waarom in het geval van eiseres een medische urenbeperking niet aan de orde kan zijn. Eiseres heeft haar stelling op dit onderdeel ook niet onderbouwd met objectief medische gegevens. Ook hier heeft naar het oordeel van de rechtbank te gelden dat aan de subjectieve beleving van eiseres geen doorslaggevende betekenis kan toekomen.
7.5
Gezien het voorgaande onderschrijft de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit. Voor het instellen van een medisch deskundigenonderzoek ziet de rechtbank geen aanleiding. Het beroep dat eiseres in dit verband doet op het arrest Korošec en de uitspraak van 30 juni 2017 van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), ECLI:NL:CRVB:2017:2226, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank stelt vast dat eiseres alle ruimte heeft gekregen om medische informatie in te dienen en daarvan ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt. De medische stukken die eiseres heeft overgelegd zijn tevens in beginsel naar hun aard geschikt om twijfel te zaaien aan het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. De rechtbank wijst erop dat de behandelend psychotherapeut reeds bij brief van 20 januari 2018 genoegzame medische informatie over de psychische toestand van eiseres aan de verzekeringsarts b&b [X] heeft verstrekt. Dat deze therapeut inzake de persoonlijke impact van een sessie, geen aanvullende informatie wenst te verstrekken, maakt daarom naar het oordeel van de rechtbank niet dat sprake is van bewijsnood aan de kant van eiseres die voor compensatie door de rechtbank aanleiding zou moeten zijn.
7.6
Uitgaande van de juistheid van de (aangepaste) FML van 30 mei 2018 acht de rechtbank geen reden voor twijfel aanwezig aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. De arbeidsdeskundige b&b heeft de signaleringen van een toelichting voorzien. Daarmee is in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat eiseres de werkzaamheden verbonden aan de functies kan verrichten, ondanks overschrijdingen van de belastbaarheid. Dat eiseres vanwege haar dyslexie ongeschikt zou zijn voor het verrichten van de werkzaamheden verbonden aan de functies, volgt de rechtbank niet. De verzekeringsarts b&b Hebly heeft de dyslectische klachten van eiseres vertaald naar beperkingen op de items schrijven en lezen met als toelichting: beperkte snelheid bij lange stukken. NB Havo onderwijsniveau en examens geven de maat aan. De arbeidsdeskundige b&b heeft daarop vastgesteld dat in de voorgehouden functies geen werkzaamheden voorkomen waarbij lange stukken aaneen moeten worden getypt of gelezen en dat geen appel wordt gedaan op snelheid van handelen. Dat eiseres, met in achtneming van de vastgestelde beperking inzake de snelheid van typen en/of lezen bij lange stukken, geen Havo onderwijsniveau kan halen op de items schrijven en lezen acht de rechtbank, gelet op haar opleidingsniveau van VMBO, MBO en de opgedane werkervaring, niet aannemelijk.
De arbeidsdeskundige b&b heeft daarom terecht geconcludeerd dat de geduide functies voor eiseres geschikt zijn, zodat zij in staat is meer dan 65% van het voor hem geldende maatmanloon te verdienen. De ZW-uitkering van eiseres is daarom terecht op 19 september 2017 beëindigd.
8. Nu verweerder echter pas in beroep een voldragen medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft gepresenteerd, is het beroep van eiseres gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. De rechtbank ziet gelet op rechtsoverwegingen 7.1 tot en met 7.6 aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
9. Verweerder wordt veroordeeld in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 1.002,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 1.002,- te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van F.P. Krijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 september 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.