ECLI:NL:RBDHA:2018:10719
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen buiten-zittinguitspraak in bestuursrechtelijke procedure
Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij opposante verzet heeft aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 22 september 2017. In deze eerdere uitspraak werd het beroep van opposante tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet-ontvankelijk verklaard. Opposante had op 1 augustus 2014 een aanvraag ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat het verzet niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken, en deze termijn eindigde op 3 november 2017. Het verzetschrift werd echter pas op 9 november 2017 door de rechtbank ontvangen. Opposante stelde dat zij het verzetschrift op 30 oktober 2017 ter post had aangeboden, maar de rechtbank oordeelde dat het ontbreken van een poststempel niet in haar voordeel werkte. De rechtbank concludeerde dat het verzetschrift meer dan twee werkdagen na het verstrijken van de termijn was ontvangen, waardoor het verzet kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank benadrukte dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.