ECLI:NL:RBDHA:2018:12146

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
NL18.16154 en NL18.16156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Wit-Russische eisers wegens ongeloofwaardig relaas en kennelijk ongegrond beroep

In deze zaak hebben twee eisers, afkomstig uit Wit-Rusland, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank Den Haag heeft op 1 oktober 2018 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. De eisers hebben in 2017 en 2018 asiel aangevraagd in Nederland, maar hun aanvragen zijn afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers problemen hebben gehad met een criminele organisatie in Wit-Rusland, maar heeft de geloofwaardigheid van hun relaas in twijfel getrokken. De rechtbank oordeelt dat de eisers zich waarschijnlijk te kwader trouw hebben ontdaan van hun paspoorten, wat heeft bijgedragen aan de afwijzing van hun aanvragen. De rechtbank heeft de stellingen van de eisers over hun detentie en mishandeling in Wit-Rusland niet overtuigend geacht, en heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvragen kennelijk ongegrond zijn. De beroepen zijn ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.16154 en NL18.16156

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser,

[naam 2], eiseres,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

ProcesverloopEisers hebben beroep ingesteld tegen de twee afzonderlijke besluiten van verweerder van3 september 2018 (de bestreden besluiten).

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL18.16155 en NL18.16157, plaatsgevonden op 21 september 2018.Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Faes. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers bezitten de Wit-Russische nationaliteit. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] en eiseres op [geboortedatum 2] . Eisers hebben op 31 augustus 2017 asiel aangevraagd in Nederland. Bij besluiten van 23 november 2017 heeft verweerder die asielaanvragen niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Deze besluiten zijn in rechte vast komen te staan. [1] Eisers zijn op 18 januari 2018 overgedragen aan Polen. Vervolgens zijn zij op 30 januari 2018 met behulp van de IOM [2] teruggekeerd naar Polen.
2. Op 22 mei 2018 hebben eisers opnieuw asiel aangevraagd in Nederland. Aan deze aanvragen hebben zij ten grondslag gelegd dat eiseres problemen heeft met een criminele organisatie die samenwerkt met corrupte agenten dan wel autoriteiten. Deze problemen komen voort uit schulden die de broer van eiseres heeft gemaakt. Toen eiseres op 8 mei 2012 terugkeerde van een vakantie werd zij op het vliegveld van Minsk aangehouden door de KGB. Zij hebben haar tot november 2012 vastgehouden om haar broer onder druk te zetten. De broer van eiseres is op 1 juni 2014 vermoord door de politie en daarna werd eiseres aansprakelijk gesteld voor zijn schulden. In juli/augustus 2014 en in oktober 2014 is eiseres mishandeld en verkracht door medewerkers van de politie. Op 8 juli 2015 is eiseres ontvoerd, mishandeld en de volgende dag weer vrijgelaten. Op 12 juli 2015 stonden er drie medewerkers van de politie bij eisers voor de deur. Deze gebeurtenis vormde voor eisers de aanleiding om hun land van herkomst te verlaten en naar Denemarken te vertrekken om daar asiel aan te vragen. Op 15 september 2016 zijn eisers teruggekeerd naar Wit-Rusland.
In 2017 hebben eisers achtereenvolgens asiel gevraagd in Duitsland en Nederland en zij zijn uiteindelijk op 30 januari 2018 teruggekeerd naar Wit-Rusland.
Op 8 of 9 april 2018 zijn er drie mannen naar het huis van eisers gekomen. Eisers kregen te horen dat ze moesten meewerken aan internationale sigarettensmokkel om zo de schuld van de broer van eiseres af te betalen. Eiser is daarna in het trappenhuis in elkaar geslagen door twee andere mannen. Eisers hebben één keer sigaretten gesmokkeld naar Zwitserland. Op 19 mei 2018 zouden zij dit opnieuw moeten doen, maar in plaats daarvan hebben zij op die dag Wit-Rusland verlaten en zijn zij naar Nederland gereisd.
3. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de identiteit en nationaliteit van eisers geloofwaardig, maar het asielrelaas niet. De aanvragen zijn afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eisers zich waarschijnlijk, te kwader trouw, hebben ontdaan van hun paspoorten waarmee zij legaal uit Wit-Rusland zijn vertrokken.
4. Op wat eisers daartegen hebben aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eisers hebben in beroep betoogd dat zij meerdere documenten hebben om hun asielrelaas te onderbouwen, maar dat deze nog bij de Duitse immigratieautoriteiten liggen. Zij stellen dat verweerder op grond van de samenwerkingsverplichting gehouden was deze documenten op te vragen. De rechtbank volgt eisers niet in deze stelling. Eisers hebben er zelf voor gekozen om de uitkomst van de asielprocedure in Duitsland niet af te wachten en door te reizen naar Nederland, met achterlating van hun documenten. Dit terwijl zij vaker asiel hebben aangevraagd in Europa, zodat zij op de hoogte zijn van het belang van documenten. Bovendien is niet gebleken dat eisers zelf inspanning hebben verricht om hun documenten terug te krijgen van de Duitse autoriteiten.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiseres in 2012 een half jaar ten onrechte in detentie heeft gezeten. Uit de door eiseres overgelegde documenten blijkt weliswaar dat zij op 8 mei 2012 is aangehouden op het vliegveld van Minsk en vervolgens tot 23 november 2012 gedetineerd heeft gezeten, maar daaruit blijkt niet dat deze detentie verband hield met de schulden van haar broer. Verweerder heeft vervolgens niet ten onrechte geconcludeerd dat eiseres dit ook niet met haar verklaringen aannemelijk heeft gemaakt. Uit haar verklaringen blijkt namelijk niet dat zij veel contact had met haar broer of dat zij op enige wijze betrokken was bij de totstandkoming van zijn schulden, zodat niet valt in te zien dat juist zij gevangen zou worden gezet.
7. Vervolgens is de rechtbank van oordeel dat verweerder ook de gebeurtenissen in 2014/2015 niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Allereerst hebben eisers niet met documenten aangetoond dat eiseres daadwerkelijk een broer had die [naam 4] heette, noch dat hij is vermoord. Ten aanzien van de gestelde mishandelingen en verkrachtingen heeft verweerder terecht aan eiseres tegengeworpen dat zij hiervan geen aangifte heeft gedaan. Ook kan uit haar verklaringen niet worden opgemaakt dat het om medewerkers van de politie ging. Verder is terecht aan eiseres tegengeworpen dat zij geen documenten van de ziekenhuisopname in oktober 2014 heeft overgelegd. Ook van de gestelde ontvoering in juli 2015 heeft eiseres geen aangifte gedaan. Bovendien heeft verweerder terecht opgemerkt dat het vreemd is dat er tussen oktober 2014 en de dreigtelefoontjes in maart 2015 niets is gebeurd. Tot slot valt niet in te zien dat eisers in geen van deze gebeurtenissen aanleiding hebben gezien om het land te verlaten, maar dat zij daar op het moment dat er drie mannen in burger voor de deur stonden wel aanleiding toe zagen. Daarnaast is niet gebleken dat dit politieagenten waren en hebben eisers na deze gebeurtenis legaal het land verlaten.
8. Verweerder heeft tevens terecht aan eisers tegengeworpen dat zij in september 2016 en in januari 2018 vrijwillig zijn teruggekeerd naar Wit-Rusland. Dit duidt er immers niet op dat zij in Wit-Rusland problemen hadden of dat zij te vrezen hebben voor de autoriteiten.
Verder heeft verweerder terecht opgemerkt dat niet valt in te zien dat eisers in januari 2018 weer in dezelfde plaats in Wit-Rusland zijn gaan wonen en daar ook een paspoort en een visum hebben aangevraagd. Nu eisers verder zeer summiere verklaringen hebben afgelegd over de mishandeling van eiser in het trappenhuis, heeft verweerder ook de gebeurtenissen op 8 of 9 april 2018 niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
Eisers hebben in beroep verwezen naar een aantal websites aan de hand waarvan zij rechercheur [naam 3] hebben herkend als één van de mannen die op 8 of 9 april 2018 naar hun huis zijn gekomen. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, nu uit deze informatie niet blijkt dat het daadwerkelijk rechercheur [naam 3] was die bij eisers voor de deur stond.
9. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eisers gedwongen werden om sigaretten te smokkelen. Anders dan eisers hebben betoogd, hoefde verweerder geen nader onderzoek te verrichten naar aanleiding van de overgelegde chatgesprekken. Uit die chatgesprekken kan immers niet opgemaakt worden met wie er werd gecommuniceerd en bovendien blijkt daaruit niet dat er sprake was van dwang. Verder is terecht aan eisers tegengeworpen dat niet valt in te zien dat zij geen bescherming hebben gevraagd aan de Zwitserse autoriteiten op het vliegveld. Uit het overgelegde proces-verbaal van de Zwitserse politie van 12 april 2018 blijkt bovendien niet dat zij vrijwillig aan de autoriteiten gemeld hebben dat zij een grote hoeveelheid sigaretten bij zich hadden.
10. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eisers ongeloofwaardig is. Dat het asielrelaas van eisers past in het beeld dat uit informatie in algemene bronnen naar voren komt over corrupte politiepraktijken in Wit-Rusland, is op zichzelf onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden.
11. Verder is tussen partijen nog in geschil of verweerder de asielaanvragen van eisers terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw als volgt uitgelegd. [3] Voor de toepassing van deze bepaling hoeft niet vast te staan dat een vreemdeling een identiteits- of reisdocument heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan, maar dat dit waarschijnlijk moet zijn. Een logische uitleg brengt volgens de Afdeling met zich, dat dan evenmin hoeft vast te staan dat die vreemdeling het document te kwader trouw heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan, maar dat ook dit waarschijnlijk moet zijn. Immers, niet kan met zekerheid worden vastgesteld dat een vreemdeling te kwader trouw heeft gehandeld, indien die handeling op zichzelf niet vaststaat.
12. Eisers stellen dat zij hun paspoorten op het station van Brussel zijn kwijtgeraakt, dan wel dat deze zijn gestolen en dat daarom niet kan worden geconcludeerd dat zij zich waarschijnlijk, te kwader trouw, van hun paspoorten hebben ontdaan. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eisers hiermee geen goede verklaring hebben gegeven voor het niet overleggen van hun paspoorten. Niet valt in te zien dat zij op deze manier met een zo belangrijk document zouden zijn omgegaan, te meer nu zij bekend zijn met het belang van identiteitsdocumenten voor de asielprocedure. Dit betekent dat verweerder gevolgd kan worden in zijn standpunt dat eisers zich waarschijnlijk, te kwader trouw, van hun paspoorten hebben ontdaan en dat de aanvragen terecht zijn afgewezen als kennelijk ongegrond.
12. De beroepen zijn ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van deze rechtbank, deze zittingsplaats, van 21 december 2017 (NL17.13536 en NL17.13538) en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2018 (201710379/1/V3).
2.Internationale Organisatie voor Migratie
3.Zie de uitspraak van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1022.