ECLI:NL:RBDHA:2018:12149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
NL18.3456 en NL18.4844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing mvv-aanvragen voor alleenstaande minderjarige

Op 1 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bodemzaak tussen eiseressen, een alleenstaande minderjarige en haar moeder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres 1 heeft op 8 mei 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De staatssecretaris heeft op 5 juni 2018 de mvv-aanvragen van eiseressen afgewezen. Eiseres 2 heeft op 28 juni 2018 ook beroep ingesteld. De behandeling van de beroepen vond plaats op 23 augustus 2018, waarbij eiseressen werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. F.A. van den Berg. De staatssecretaris is niet verschenen.

De rechtbank heeft overwogen dat referent, de zoon van eiseres 1, als alleenstaande minderjarige moet worden beschouwd, ondanks dat hij met zijn vader naar Nederland is gereisd. De rechtbank oordeelt dat de voogdij bij echtscheiding volgens de Personal Status Law 1959 van Irak aan de moeder toekomt, waardoor eiseres 1 de verantwoordelijke volwassene is. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep van eiseres 1 is gegrond, en gelet op de samenhang met de zaak van eiseres 2, wordt ook haar beroep gegrond verklaard.

De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseressen, vastgesteld op € 1.252,50. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen zes weken nieuwe besluiten moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het betaalde griffierecht van € 340 aan eiseressen vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2018.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 18/3456 en AWB 18/4844

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2018 in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres 1,
[naam 2], eiseres 2,
hierna gezamenlijk te noemen: eiseressen,
gemachtigde: mr. F.A. van den Berg,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres 1 heeft op 8 mei 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
Op 5 juni 2018 heeft verweerder bij twee afzonderlijke besluiten de mvv-aanvragen van eiseressen afgewezen (de bestreden besluiten).
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het eerder door eiseres 1 ingestelde beroep mede betrekking op het op haar betrekking hebbende bestreden besluit.
Eiseres 2 heeft op 28 juni 2018 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van de beroepen heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2018. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Tevens waren aanwezig [naam 3] , referent, en F.K. El Madni, tolk Arabisch. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

Eiseres 1 is geboren op [geboortedatum 1] . Haar dochter, eiseres 2, is geboren op [geboortedatum 2] . Eiseressen zijn staatloze Palestijnen, afkomstig uit Irak. Referent, de zoon van eiseres 1 en broer van eiseres 2, is op 28 februari 2017 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 14 maart 2017 heeft hij namens eiseressen mvv-aanvragen ingediend in het kader van nareis. Verweerder heeft deze aanvragen bij besluiten van 3 augustus 2017 afgewezen.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder het bezwaar van eiseressen daartegen ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat referent niet kan worden aangemerkt als alleenstaande minderjarige in de zin van artikel 2, aanhef en onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. [1] Referent is immers met zijn vader naar Nederland gereisd. Dit betekent dat zijn moeder niet behoort tot één van de in artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) genoemde categorieën personen die in aanmerking komen voor een afgeleide verblijfsvergunning asiel.
Ten aanzien van eiseres 2 overweegt verweerder dat haar aanvraag is aangemerkt als mvv-aanvraag met als doel verblijf als familie- of gezinslid. Omdat de aanvraag van eiseres 1 is afgewezen, wordt eiseres 2 niet gescheiden van haar moeder en is er geen sprake van strijd met het recht op familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. [2]
3. In beroep is betoogd dat referent wel als alleenstaande minderjarige dient te worden beschouwd. De ouders van referent zijn gescheiden en sindsdien heeft hij altijd bij zijn moeder gewoond. Ook in Nederland woont referent niet bij zijn vader. Conform het bepaalde in de Personal Status Law 1959 van Irak, valt de voogdij bij een echtscheiding toe aan de moeder. Dit betekent dat eiseres 1 de voogdij over referent had toen hij naar Nederland reisde. Dat referent met zijn biologische vader naar Nederland is gereisd maakt dit niet anders, nu zijn vader geen voogdij over hem had. Dat referent niet onder voogdij van Nidos is gesteld bij binnenkomst, is een omissie zijdens verweerder en kan evenmin aan het voorgaande afdoen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft met het bestreden besluit alsnog beslist op de aanvraag van eiseres 1. Dat besluit zal hierna worden beoordeeld. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres nog een belang heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dat beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de ouders van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling, indien die vreemdeling een alleenstaande minderjarige is in de zin van artikel 2, aanhef en onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend.
6. Ingevolge artikel 2, aanhef en onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn is alleenstaande minderjarige een onderdaan van een derde land of een staatloze jonger dan 18 jaar die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat, of een minderjarige die zonder begeleiding wordt achtergelaten nadat hij op het grondgebied van de lidstaat is aangekomen.
7. In geschil is of referent op het moment dat hij in Nederland aankwam, moest worden aangemerkt als alleenstaande minderjarige. Referent is met zijn vader naar Nederland gereisd, dus de vraag is of zijn vader is aan te merken als een krachtens de wet of het gewoonterecht verantwoordelijke volwassene.
8. In bezwaar hebben eiseressen verwezen naar twee publicaties over de Personal Status Law 1959 van Irak. Eiseressen hebben terecht op gemerkt dat hieruit blijkt dat in geval van echtscheiding de voogdij over de kinderen aan de moeder wordt toegewezen. Dit betekent dat eiseres 1, en niet de vader van referent, moet worden aangemerkt als de krachtens de wet of het gewoonterecht verantwoordelijke volwassene. Verweerder heeft hier in de bestreden besluiten niet op gereageerd, zodat sprake is van een motiveringsgebrek. In het verweerschrift heeft verweerder verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 april 2010. [3] Die uitspraak gaat echter over een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier op grond van het destijds geldende ‘amv-beleid’. Bovendien ging het daar om een enkele stelling dat de vader niet het wettelijk gezag had, terwijl eiseressen hun stelling hebben onderbouwd. Deze verwijzing kan dus niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank concludeert daarom dat het bestreden besluit in de zaak van eiseres 1 onvoldoende is gemotiveerd en dus in strijd is met artikel 7:12 van de Awb. Het beroep van eiseres 1 is daarom gegrond. Gelet op de samenhang tussen de zaken van eiseres 1 en eiseres 2, zal ook het beroep van eiseres 2 gegrond worden verklaard. De rechtbank zal de beide bestreden besluiten vernietigen.
9. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.252,50 (0,5 punt voor het indienen van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, 1 punt voor het indienen van de samenhangende beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 501 per punt en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van eiseres 1 tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken nieuwe besluiten neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 340 (driehonderdveertig euro) aan eiseressen te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 1.252,50 (duizendtweehonderdtweeënvijftig euro en vijftig eurocent), te betalen aan eiseressen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Richtlijn 2003/86/EG
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden