Op 1 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bodemzaak tussen eiseressen, een alleenstaande minderjarige en haar moeder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres 1 heeft op 8 mei 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De staatssecretaris heeft op 5 juni 2018 de mvv-aanvragen van eiseressen afgewezen. Eiseres 2 heeft op 28 juni 2018 ook beroep ingesteld. De behandeling van de beroepen vond plaats op 23 augustus 2018, waarbij eiseressen werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. F.A. van den Berg. De staatssecretaris is niet verschenen.
De rechtbank heeft overwogen dat referent, de zoon van eiseres 1, als alleenstaande minderjarige moet worden beschouwd, ondanks dat hij met zijn vader naar Nederland is gereisd. De rechtbank oordeelt dat de voogdij bij echtscheiding volgens de Personal Status Law 1959 van Irak aan de moeder toekomt, waardoor eiseres 1 de verantwoordelijke volwassene is. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep van eiseres 1 is gegrond, en gelet op de samenhang met de zaak van eiseres 2, wordt ook haar beroep gegrond verklaard.
De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseressen, vastgesteld op € 1.252,50. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen zes weken nieuwe besluiten moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het betaalde griffierecht van € 340 aan eiseressen vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2018.