Overwegingen
1. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit. In geschil is of verweerder is uitgegaan van de juiste geboortedatum van eiser. Eiser heeft gesteld dat hij is geboren op [geboortedatum], terwijl verweerder de geboortedatum [geboortedatum] heeft aangehouden.
2. Allereerst moet ambtshalve worden beoordeeld of eiser belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
3. Eiser heeft aangevoerd dat hij gezinshereniging wenst met zijn ouders en dat dit slechts mogelijk is als wordt uitgegaan van zijn minderjarigheid. Ter zitting heeft eiser nader toegelicht dat hij in december 2017 – dus voordat hij volgens zijn opvatting meerderjarig werd – een aanvraag heeft ingediend voor nareis van zijn gezinsleden. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat deze aanvraag is ingediend.
4. Een alleenstaande minderjarige vreemdeling die is toegelaten op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Vw, kan op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw met zijn ouders worden herenigd. Deze mogelijkheid bestaat niet voor een meerderjarige vreemdeling.
5. Eiser heeft er daarom belang bij dat verweerder ervan uitgaat dat hij tijdens het indienen van de nareisaanvraag minderjarig was. Dit betekent dat niet kan worden uitgesloten dat eiser met het instellen van beroep bij de rechtbank tegen het bestreden besluit een gunstiger materiële rechtspositie kan verkrijgen. De vraag of eiser belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, wordt daarom bevestigend beantwoord.
6. Eiser heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat [geboortedatum] de juiste geboortedatum is en dat verweerder ook steeds – afgezien van het bestreden besluit – is uitgegaan van die geboortedatum. Eiser wijst op de in de verblijfsvergunning, de inschrijving in de Basisregistratie Personen, het rapport van aanmeldgehoor en het rapport van eerste gehoor vermelde geboortedatum van eiser. Vanaf het nader gehoor heeft verweerder pas [geboortedatum] als geboortedatum aangehouden. Het is volgens eiser niet duidelijk waarom verweerder daartoe is overgegaan. Eiser doet een beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 27 oktober 2017, NL17.4035. Eiser meent dat in die zaak sprake is van een vergelijkbare situatie en concludeert dat verweerder ten onrechte niet is uitgegaan van de geboortedatum [geboortedatum]. Ter zitting heeft eiser aangevuld dat ook andere zittingsplaatsen van deze rechtbank de lijn van zittingsplaats ’s-Hertogenbosch volgen en dat verweerder in een vergelijkbare zaak in Middelburg het besluit heeft ingetrokken (zaak met nummer NL17.5569).
7. In het verweerschrift betoogt verweerder dat terecht is uitgegaan van de door eiser in Italië genoemde geboortedatum. Eiser heeft zijn minderjarigheid niet met documenten onderbouwd. In dat geval moet worden uitgegaan van de geboortedatum die de vreemdeling bij zijn eerste registratie heeft opgegeven. Verweerder wijst in dat verband op uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 20 maart 2017,
ECLI:NL:RVS:2017:780, en van 17 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:134. Tegen de door eiser aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 27 oktober 2017 heeft verweerder hoger beroep ingesteld. Verweerder heeft daarbij het standpunt ingenomen, dat uit het rapport van Asylum Information Database (AIDA) niet volgt dat bij het registreren van geboortedata in Italië stelselmatig fouten worden gemaakt. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag ervan uit worden gegaan dat de registratie in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Het is aan de vreemdeling aannemelijk te maken dat de in Italië geregistreerde geboortedatum onjuist is. 8. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier het volgende blijkt. Eiser heeft op 9 januari 2017 asiel aangevraagd. Hij heeft bij zijn aanvraag verklaard dat hij is geboren op [geboortedatum]. Raadpleging van Eurodac heeft uitgewezen dat eiser voorafgaande aan zijn komst naar Nederland illegaal Italië is ingereisd. Desgevraagd hebben de Italiaanse autoriteiten op 7 april 2017 verklaard dat hij daar is geregistreerd als [naam], met de geboortedatum [geboortedatum]. Tijdens het eerstvolgende gehoor, het eerste gehoor van 29 september 2017, heeft verweerder eiser geconfronteerd met de registratie in Italië en gevraagd of eiser bewijzen heeft met betrekking tot zijn identiteit. Eiser heeft ontkend dat hij in Italië de geboortedatum [geboortedatum] heeft opgegeven en hij heeft verklaard dat hij niet in het bezit is van documenten. Verweerder heeft nog tijdens dit eerste gehoor te kennen gegeven dat hij in het vervolg zal uitgaan van de in Italië opgegeven geboortedatum.
9. Uit deze feiten en omstandigheden komt naar voren dat verweerder eerst na kennisneming van de informatie van de Italiaanse autoriteiten van 7 april 2017 en nadat hij eiser met deze gegevens heeft geconfronteerd, is uitgegaan van een andere dan de door eiser bij zijn asielaanvraag opgegeven geboortedatum. Dat verweerder eerder wel de door eiser genoemde geboortedatum heeft gevolgd, heeft voor de beoordeling van de rechtsvraag geen betekenis, evenmin als het feit dat eiser bij de BRP geregistreerd staat met geboortedatum [geboortedatum]. Deze registratie is immers tot stand gekomen op basis van de door eiser zelf opgegeven geboortedatum.
10. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling, onder meer de uitspraken van 17 januari 2017, 20 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:780), 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:881), 30 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1454) en van 14 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1911), volgt dat informatie uit één andere lidstaat waaruit blijkt dat de vreemdeling meerderjarig is, volstaat om de vreemdeling ook in Nederland meerderjarig te verklaren mits in Nederland geen authentieke, identificerende documenten zijn overgelegd. Verder volgt uit de uitspraken van de Afdeling van 9 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2159) en 15 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2219) dat verweerder er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel van uit mag gaan dat de registratie van de geboortedatum zorgvuldig heeft plaatsgevonden, zodat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat de geregistreerde geboortedatum onjuist is. 11. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij geen identiteitsdocumenten bezit ter onderbouwing van zijn standpunt. Eiser heeft verklaard dat hij wel in het bezit was van een doopakte, maar dat hij die was verloren. Volgens eiser heeft hij aan zijn ouders gevraagd of zij documenten konden opsturen, maar zij konden niets vinden. Eiser heeft geen antwoord gegeven op de vraag ter zitting of hij geen kopie van het paspoort van (één van) zijn ouders – waarin de gegevens van de kinderen staan vermeld – heeft kunnen verkrijgen.
12. Anders dan in de door eiser aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 27 oktober 2017 is geoordeeld, blijkt uit het daarin genoemde rapport van AIDA van 28 februari 2017, pagina 20 en 21, niet dat in Italië stelselmatig fouten worden gemaakt bij het registreren van geboortedata van binnenkomende asielzoekers. Er is daarom geen aanleiding om niet meer uit te gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder is er terecht van uitgegaan dat de registratie van eisers geboortedatum in Italië zorgvuldig is geweest.
13. Het standpunt van eiser dat verweerder in een vergelijkbare zaak die diende bij deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, het bestreden besluit heeft ingetrokken, wordt niet gevolgd. In die zaak (met nummer NL17.5569) was verweerder uitgegaan van een in Italië opgegeven geboortedatum, terwijl de vreemdeling eerder in Zwitserland een andere geboortedatum had genoemd. Verweerder heeft in die zaak niet gemotiveerd waarom hij niet is uitgegaan van de in Zwitserland geregistreerde geboortedatum. Die zaak is daarom niet vergelijkbaar met die van eiser.
14. De slotsom is dat verweerder in het bestreden besluit terecht is uitgegaan van de geboortedatum van eiser van [geboortedatum].
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.