In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Capgemini Nederland B.V. en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Capgemini had deelgenomen aan een Europese openbare aanbestedingsprocedure voor het tijdelijk ter beschikking stellen van ICT-professionals voor het Ministerie van Defensie. De aanbesteding bestond uit twee percelen, waarbij de Staat voornemens was om een raamovereenkomst te sluiten met de zeven best scorende inschrijvers. Capgemini diende een inschrijving in, maar deze werd door de Staat terzijde gelegd omdat deze niet voldeed aan de gestelde vormvereisten in het Aanbestedingsdocument. De Staat stelde dat de inschrijving van Capgemini niet besteksconform was, omdat de inschrijving meer dan twee A4-pagina's besloeg, inclusief afbeeldingen en dat de lettergrootte niet voldeed aan de vereisten.
Capgemini vorderde in kort geding dat de Staat de afwijzingsbeslissing zou intrekken en haar inschrijving opnieuw zou beoordelen, met de mogelijkheid tot herstel van het gebrek. De rechtbank oordeelde dat de Staat de inschrijving van Capgemini terecht had uitgesloten, omdat deze niet voldeed aan de voorgeschreven vormvereisten. De rechtbank benadrukte dat de aanbestedende dienst gehouden is om de beslissingen in een aanbestedingsprocedure precies te formuleren, zodat afgewezen inschrijvers hun procespositie kunnen bepalen. De rechtbank wees de vorderingen van Capgemini af en veroordeelde Capgemini in de proceskosten van de andere partijen, waaronder de Staat en NCIM, die als tussenkomende partij had opgetreden.
De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de vormvereisten in aanbestedingsprocedures en de gevolgen van niet-naleving, evenals de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijke en transparante aanbestedingsprocedure.