ECLI:NL:RBDHA:2018:13069
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van Albanese vreemdelingen op grond van veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van asielaanvragen van drie Albanese vreemdelingen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen werden op 3 oktober 2018 afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij inreisverboden voor de duur van twee jaar werden opgelegd. De eisers, die vreesden voor represailles van een familielid in Albanië, stelden dat zij bescherming nodig hadden, maar de rechtbank oordeelde dat Albanië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De eisers hadden niet aannemelijk gemaakt dat zij in hun specifieke situatie geen bescherming konden krijgen van de Albanese autoriteiten.
Tijdens de zitting op 25 oktober 2018 hebben de eisers hun standpunten toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvragen kennelijk ongegrond waren. De rechtbank benadrukte dat het aan de eisers was om aan te tonen dat Albanië in hun geval niet veilig was, wat zij niet hadden gedaan. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de eisers over medische problemen en de noodzaak van uitstel van vertrek, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd.
De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris de inreisverboden terecht had opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. G. van Zeben - de Vries, in aanwezigheid van griffier mr. J.C. de Grauw. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.