ECLI:NL:RBDHA:2018:13235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
NL18.18300
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2018 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft aangegeven dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is samen met zijn gemachtigde niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer is tussen eiser en zijn gemachtigde. Dit heeft geleid tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is mondeling gedaan en openbaar gemaakt, met de mogelijkheid voor eiser om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.18300
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. H. van der Wal),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk daarvoor verantwoordelijk is.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak met nummer NL18.18301, plaatsgevonden op 1 november 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Bij brief van 23 oktober 2018 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Daarbij heeft verweerder een schermafdruk van zijn registratiesysteem overgelegd, waaruit blijkt dat op 19 oktober 2018 is geregistreerd dat eiser zelfstandig de woonruimte heeft verlaten.
2. In reactie daarop is namens eiser in een bericht in het digitale dossier van 31 oktober 2018 naar voren gebracht dat niet aan eisers gemachtigde is meegedeeld door enige instantie of door eiser zelf dat er sprake zou zijn van een vertrek met onbekende bestemming. Verder is daarin meegedeeld dat eisers gemachtigde om moverende redenen niet ter zitting zal verschijnen.
3. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat niet bekend is waar eiser momenteel verblijft. Uit de reactie van eiser kan niet worden afgeleid dat er nog contact is tussen eiser en zijn gemachtigde. Van de mogelijkheid om hierover ter zitting helderheid te verschaffen is geen gebruik gemaakt.
4. De rechtbank concludeert daarom dat eiser kennelijk niet langer prijs stelt op toelating tot Nederland. Om die reden heeft eiser geen procesbelang meer bij het beroep. Het beroep dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op 1 november 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.