ECLI:NL:RBDHA:2018:13736
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een asielzoeker, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht te voorkomen tijdens de beroepsprocedure.
Tijdens de zitting op 8 november 2018 zijn zowel de eiser als zijn advocaat niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en overwoog dat de verantwoordelijkheid van Italië voor de asielaanvraag van de eiser automatisch ontstaat na het verstrijken van de reactietermijn, ongeacht de problemen die asielzoekers in Italië ondervinden. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat de situatie in Italië zodanig was dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was.
Daarnaast werd het beroep van de eiser op het Salvini-decreet verworpen, omdat dit decreet nog niet in wetgeving was omgezet en de eiser niet tot de kwetsbare groepen behoorde die in aanmerking kwamen voor speciale opvang. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak openbaar werd gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.