ECLI:NL:RBDHA:2018:13744
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis wegens onvoldoende aannemelijkheid van identiteit en familierechtelijke band
In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese nationaliteit hebbende, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 17 oktober 2017 een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis heeft afgewezen. De aanvraag was ingediend door de gestelde echtgenoot van eiseres, referent, op 1 december 2015, ten behoeve van hun kinderen. De rechtbank heeft op 19 november 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken de zaak heeft behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, mr. J.E. de Poorte, terwijl verweerder niet is verschenen. Tijdens de zitting waren ook de referent en een tolk aanwezig.
De rechtbank heeft overwogen dat de identiteit van eiseres en de familierechtelijke band met de kinderen en referent niet voldoende aannemelijk zijn gemaakt. Eiseres heeft geen officiële documenten overgelegd ter onderbouwing van haar identiteit en de gestelde gezinsband. De rechtbank heeft vastgesteld dat er alleen een slecht leesbare kopie van een huwelijksakte is ingediend, waar geen onderzoek naar verricht kon worden. Bovendien zijn er tegenstrijdige verklaringen afgelegd over het al dan niet in bezit hebben van identiteitsdocumenten. Dit heeft geleid tot de conclusie dat verweerder in overeenstemming met zijn beleid heeft gehandeld door geen aanvullend onderzoek aan te bieden.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de belangen van de minderjarige kinderen niet voldoende zijn onderbouwd, waardoor het beroep ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.