ECLI:NL:RBDHA:2018:14007
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door onvoldoende bewijs van feitelijke gezinsband
In deze zaak heeft eiser, een Eritreaan die momenteel in Soedan verblijft, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis werd afgewezen. Eiser stelt dat hij een feitelijke gezinsband heeft met zijn broer, die in Nederland woont, en dat deze broer als zijn pleegouder kan worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvraag heeft afgewezen op basis van het ontbreken van voldoende bewijs voor de feitelijke gezinsband tussen eiser en zijn broer. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser en zijn broer beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet voldoende waren om aan te tonen dat de feitelijke gezinsband met de biologische ouders van eiser was verbroken. De rechtbank oordeelde dat er geen voogdijverklaring was en dat de verklaringen van de broer over hun relatie niet overtuigend genoeg waren. Eiser had ook niet aangetoond dat hij financieel afhankelijk was van zijn broer. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de feitelijke gezinsband niet was aangetoond. De uitspraak werd gedaan door mr. J.F.I. Sinack op 13 november 2018.