ECLI:NL:RBDHA:2018:14083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
C/09/552916 / HA ZA 18-536
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buren- en erfrechtgeschil over percelen grond met vorderingen tot vestiging van koopopties en levering van een perceel

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om een buren- en erfrechtgeschil tussen [eiser] en [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4]. De zaak betreft de vestiging van koopopties op percelen grond die in het verleden zijn overgedragen door de ouders van [eiser] aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. [eiser] stelt dat zijn koopoptie is geschonden bij de overdracht van de percelen in 1981 en 1998, en vordert dat de rechtbank nieuwe koopopties vestigt op deze percelen. Daarnaast vordert hij de levering van een specifiek perceel, kadastraal bekend als gemeente [gemeente 2] [sectie ...] nummer 3204, dat tot de nalatenschap van zijn overleden moeder behoort.

De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van [eiser] tot vestiging van nieuwe koopopties moeten worden afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig hebben gehandeld. Wel wordt de vordering tot levering van het perceel 3204 toegewezen, omdat de koopoptie op dat perceel nog ongeschonden is. De rechtbank bepaalt dat indien [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] niet meewerken aan de levering, het vonnis de noodzakelijke wilsverklaring vervangt.

In reconventie vorderen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat [eiser] hen toestaat een steiger te bouwen op het dienende erf, maar de rechtbank verklaart hen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat zij hun vorderingen tegen de verkeerde partij hebben ingesteld. De vordering van [gedaagde 4] om inzage in de nalatenschap te krijgen wordt als ingetrokken beschouwd, omdat partijen overeenstemming hebben bereikt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zaaknummer / rolnummer: C/09/552916 / HA ZA 18-536
Vonnis van 5 december 2018
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ingediende eis in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. C. Teiwes te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
in haar hoedanigheid van executeur-testamentair: verweerster in de door [gedaagde 4] ingediende eis in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
advocaat: mr. R.P. Heeren te Leiden,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
advocaat: mr. R.P. Heeren te Leiden,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
gedaagde in conventie,
hierna te noemen: [gedaagde 3] ,
advocaat: voorheen mr. R.P. Heeren, thans zonder advocaat,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie tegen [gedaagde 1] in haar hoedanigheid van executeur-testamentair,
hierna te noemen: [gedaagde 4] ,
advocaat: mr. G.H. Fijma te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 7 november 2017, met producties;
- de mededeling van mr. Heeren, voornoemd, dat deze zich als advocaat van [gedaagde 3] aan de zaak onttrekt, waarna zich – ondanks daartoe gegeven gelegenheid
voor [gedaagde 3] geen nieuwe advocaat heeft gesteld;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie van de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , met producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van de zijde van [gedaagde 4] ;
- het tussenvonnis van 1 augustus 2018, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van de op 2 oktober 2018 gehouden comparitie van partijen en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Na de comparitie heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
- de brief van 4 oktober 2018 van de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , met als
bijlagen de tijdens de comparitie getoonde foto’s en tekeningen;
- de brief van 8 oktober 2018 van de zijde van [eiser] , met als bijlagen het tijdens
de comparitie getoonde stuk en de tijdens de comparitie getoonde foto. Deze
stukken behoren tot het procesdossier.
1.3.
Het proces-verbaal van de comparitie van 2 oktober 2018 is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op de inhoud van het proces-verbaal te reageren. Bij brief van 19 oktober 2018 heeft [eiser] van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Bij brief van 22 oktober 2018 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gereageerd op het proces-verbaal. De brieven van 19 en 22 oktober 2018 zijn aan het proces-verbaal gehecht. Dit vonnis wordt gewezen met inachtneming van de inhoud van die brieven, voor zover dit betreft de rectificatie van het ter zitting verhandelde. De overlegde producties zullen buiten beschouwing worden gelaten, nu partijen, buiten de ter zitting getoonde stukken/foto’s, niet meer in de gelegenheid zijn gesteld nog stukken in het geding te brengen.
1.4.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is de broer van [gedaagde 1] , van [gedaagde 3] en van [gedaagde 4] . [gedaagde 2] is gehuwd met [gedaagde 1] ,
2.2.
De [familie A] woont al decennia aan de [adres] . De ouders van [eiser] en zijn zussen (hierna: de [ouders A] ) hadden daar een boerderij, de [Boerderij] , met omliggende grond, waar zij een melkveehouderij exploiteerden.
2.3.
Eind 1978 heeft [eiser] [vader A] opgevolgd in de melkveehouderij. Op 28 december 1979 hebben de [ouders A] aan [eiser] geleverd een deel van hun perceel met daarop de [Boerderij] (huisnummer [huisnummer] ) aan de [adres] , ter grootte van ongeveer 19 hectare, 66 are en 35 centiare. Het bij deze akte geleverde is kadastraal bekend gemeente [gemeente 2] , [sectie ... ] nummers 123, 1493, 1506, 1508, 1520, 1521, 1522, 1523, 1530, 1531, 1532, 1533, 1540, 1541, 1542, 1548, 1549, 1560, 1786, 1787, 2089, 2153, 2154, 2155, 2156, 2157, 2158, 2159, 2160, 2161, 2162, 2163, 2164, 2183 en 2184, allen geheel en nummers 1507 en 2470, beiden gedeeltelijk.
Een afschrift van deze akte is ingeschreven in het kadaster op 8 januari 1980 in [deel I] [nummer 1] . In deze leveringsakte is een erfdienstbaarheid (hierna: de erfdienstbaarheid) gevestigd, woordelijk luidende als volgt:

9.Ten laste van de bij deze akte verkochte percelen nummers 1493 en 1506 en ten laste van het bij deze akte verkochte gedeelte van gemeld nummer 1507 en ten behoeve van de aan de verkopers [de [ouders A] , rb.]in eigendom verblijvende kadastrale percelen gemeente [gemeente 2] [sectie ... ] nummers 2080, 2098, 2099, 2100 en 2101 en ten behoeve van de aan hen in eigendom verblijvende gedeelten van voormelde kadastrale percelen nummers 1507 en 2470, wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van weg om te gaan naar- en te komen van de openbare weg en de [Vaart] , inhoudende het recht om aan te leggen, te laden en te lossen over een strook grond ter voldoende breedte om daarover met enig voertuig te gaan van en naar gemelde vaart en over de bestaande dijk daarlangs ; gemelde strook grond om te laden en te lossen zal door de eigenaar van het lijdend erf worden aangewezen.
Voormelde erfdienstbaarheid zal blijven bestaan, ook indien het heersend erf door opbouw, aanbouw of vernieuwing enige verandering mocht ondergaan.
Verder is in deze leveringsakte ten behoeve van [eiser] een koopoptie (hierna: de koopoptie) overeengekomen. Deze koopoptie luidt als volgt:

11. Indien de verkopers [de [ouders A] , rb.]de thans nog bij hen in eigendom verblijvende onroerende goederen, zijnde gemelde kadastrale percelen nummers 2080, 2098, 2099, 2100 en 2101, alle geheel en nummers 1507 en 2470, beide gedeeltelijk, -echter met uitzondering van een gedeelte van deze onroerende goederen, welke op heden worden overgedragen aan de Heer [gedaagde 2] en Mevrouw [gedaagde 1] , echtelieden te [plaats 1] , gemeente [gemeente 2] woonachtig, bij akte voor mij, notaris, te verlijden- zullen zij ze eerst te koop moeten aanbieden aan de koper in deze [ [eiser] , rb.], tegen een prijs –zulks te zijner keuze- of van eenhonderd vijftig duizend gulden of van de waarde vast te stellen door drie beëdigde deskundigen, te benoemen door de voorzitter van de Vereniging van Rentmeesters, op verzoek van de meest gerede partij.
(…)
Na het overlijden van de langstlevende van de verkopers in deze heeft de koper in deze het recht voormelde onroerende goederen aan te kopen tegen een prijs als hierboven vermeld en waarbij de hiervoren gestelde voorwaarden en condities zoveel mogelijk van toepassing zijn.
Binnen drie maanden na het overlijden van de langstlevende van de verkopers in deze zal de koper in deze van zijn recht gebruik kunnen maken door het uitbrengen van een aangetekende brief, te richten aan het voor de erfgenamen van genoemde langstlevende geldende domicilie. Bij gebreke van het uitbrengen van gemeld aangetekend schrijven of bij het niet tijdig uitbrengen daarvan, is zijn recht vervallen.
(…)
Deze regeling is getroffen om te bereiken dat de [Boerderij] cum annexis te [gemeente 2] zo veel mogelijk in voortdurende eigendom en gebruik bij de [familie A] blijft. (…)
2.4.
Eveneens op 28 december 1979 hebben de [ouders A] aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geleverd perceelsgedeelten die deel uitmaken van de kadastrale percelen gemeente [gemeente 2] [sectie ... ] nummers 1507, 2470, 2099 en 2098, ter grootte van ongeveer 8 are en 85 centiare, aan de [adres] .
2.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] wonen hier sindsdien. Hun perceel grenst niet aan het water.
2.6.
Een afschrift van de onder 2.4 genoemde akte is ingeschreven in het kadaster op 8 januari 1980 in [deel I] [nummer 2] . In deze akte van levering is een voorkeursrecht van koop opgenomen ten behoeve van [vader A] en bij zijn bedanken of vooroverlijden aan diegene van zijn mannelijke afstammelingen in de mannelijke lijn die de [Boerderij] in eigendom dan wel in exploitatie heeft. De regeling is getroffen om te bereiken dat de [Boerderij] in eigendom en gebruik bij de [stam A] blijft. Verder wordt in deze akte melding gemaakt van de volgende erfdienstbaarheid:

Ten deze wordt verwezen naar een akte van transport, heden voor mij, notaris, verleden waarbij onder meer werden overgedragen de kadastrale percelen gemeente [gemeente 2] [sectie ... ] nummers 1493 en 1506 (beide geheel) en nummer 1507 (gedeeltelijk) en waarin ondermeer woordelijk het navolgende staat vermeld, hetwelk voorzoveel nodig en mogelijk aan de kopers in deze uitdrukkelijk wordt opgelegd en/of overgedragen, woordelijk luidende:
9. Ten laste van de bij deze akte verkochte percelen nummers 1493 en 1506 en ten laste van het bij deze akte verkochte gedeelte van gemeld nummer 1507 en ten behoeve van de aan de verkopers [ [ouders A] , rb.]in eigendom verblijvende kadastrale percelen gemeente [gemeente 2] [sectie ... ] nummers 2080, 2098, 2099, 2100 en 2101 en ten behoeve van de aan hen in eigendom verblijvende gedeelten van voormelde kadastrale percelen nummers 1507 en 2470, wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van weg om te gaan naar- en te komen van de openbare weg en de [Vaart] , inhoudende het recht om aan te leggen, te laden en te lossen over een strook grond ter voldoende breedte om daarover met enig voertuig te gaan van en naar gemelde vaart en over de bestaande dijk daarlangs ; gemelde strook grond om te laden en te lossen zal door de eigenaar van het lijdend erf worden aangewezen.
Voormelde erfdienstbaarheid zal blijven bestaan, ook indien het heersend erf door opbouw, aanbouw of vernieuwing enige verandering mocht ondergaan.
2.7.
Na de overdracht van [Boerderij] aan [eiser] hielden de ouders een aangrenzend perceel over, waarop zij gingen wonen. Hun (toenmalige) woonhuis is met een vierkant (genummerd 6) aangeduid op [perceel ...] 3204. Laatstgenoemd perceel grenst aan het water.
2.8.
In strijd met de aan [eiser] verstrekte koopoptie hebben de [ouders A] op 27 mei 1981, ten behoeve van de uitbreiding van het boerenloonbedrijf van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , een gedeelte ter grootte van in totaal ongeveer 69 centiare van de kadastrale percelen gemeente [gemeente 2] [sectie ... ] nummers 2098 en 2099 aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geleverd. Dit perceelsgedeelte grenst aan het eerder, op 28 december 1979, aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geleverde perceel en maakt thans deel uit van [perceel ...] 3203. In deze akte van levering is eenzelfde voorkeursrecht van koop overeengekomen ten behoeve van [vader A] als in voormelde akte van levering van 28 december 1979.
2.9.
Op 13 juni 1995 hebben de [ouders A] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een notariële akte houdende afstand voorkeursrecht getekend ten aanzien van het voorkeursrecht van koop ten behoeve van [vader A] in de leveringsakte van 28 december 1979 ( [deel I] [nummer 2] ) en in de leveringsakte van 27 mei 1981.
2.10.
Op 4 december 1998 hebben de [ouders A] een gedeelte ter grootte van ongeveer 90 centiare van het kadastrale perceel gemeente [gemeente 2] [sectie ... ] nummer 3132 aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geleverd. Dit perceelsgedeelte is een groenstrook die nodig is voor de afwatering van de schuur van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en voor het plegen van onderhoud. Het geleverde perceelsgedeelte grenst aan het al eerder door de [ouders A] aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geleverde perceel. Na omnummering door het kadaster is één perceel ontstaan; [sectie ... ] 3203. In de akte van levering van 4 december 1998 is de erfdienstbaarheid opgenomen.
2.11.
[eiser] heeft de onderstaande tekening in het geding gebracht die een indicatie geeft van de vroegere kadastrale situatie. De aanduiding ‘de [Vaart] ’ is door de rechtbank aangebracht.
2.12.
De vader van [eiser] en van zijn zussen is op 15 januari 2002 overleden. Op 22 mei 2015 is overleden de moeder van [eiser] en van zijn zussen (hierna: erflaatster).
2.13.
[gedaagde 1] is executeur-testamentair in de nalatenschap van erflaatster. Zij heeft de executeursbenoeming aanvaard. [gedaagde 1] wordt in haar executeurswerkzaamheden bijgestaan door de heer mr. [X] en door notaris mr. [de notaris] (hierna: de notaris).
2.14.
Bij aangetekende brief van 29 juni 2015 heeft [eiser] aan de notaris laten weten gebruik te willen maken van de koopoptie.
2.15.
Een overzicht van de huidige kadastrale situatie, na hernummering, wordt hierna weergegeven. De handgeschreven aantekeningen zijn door de rechtbank aangebracht:
2.16.
De nalatenschap van erflaatster is nog niet afgewikkeld.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] :
I. gedaagden te veroordelen om, binnen twee weken na betekening van het vonnis, medewerking te verlenen aan het vestigen van een nieuwe koopoptie (tegenwaarde € 78,25) op het perceel dat zij in 1981 hebben gekocht van wijlen [vader A] , een en ander op straffe van een dwangsom van € 500 per dag of dagdeel dat gedaagden hiermee in gebreke blijven, zulks met een maximum van € 10.000;
II. gedaagden te veroordelen om, binnen twee weken na betekening van het vonnis, medewerking te verlenen aan het vestigen van een – hernieuwde – koopoptie (tegenwaarde € 408,40) op het perceel dat zij in 1998 hebben gekocht van wijlen [vader A] , een en ander op straffe van een dwangsom van € 500 per dag of dagdeel dat gedaagden hiermee in gebreke blijven, zulks met een maximum van € 10.000;
III. te bepalen dat, indien gedaagden geen medewerking verlenen als onder IV gevorderd het vonnis ex artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de noodzakelijke wilsverklaring van gedaagden vervangt;
dan wel
IV. te bepalen dat het vonnis in de plaats van de akte of een deel daarvan zal treden;
dan wel
V. te bepalen dat een door de rechtbank ex artikel 3:300 lid 2 BW aan te wijzen vertegenwoordiger de leveringshandeling in plaats van gedaagden zal verrichten;
VI. te bepalen dat de kosten voor het vestigen van de hernieuwde koopoptie – zowel punt I en II – voor rekening komen van gedaagden 1 en 2;
ten aanzien van alle gedaagden:
VII. gedaagden te veroordelen om, binnen twee weken na betekening van het vonnis, volledig mee te werken aan alle feitelijke en juridische handelingen die noodzakelijk zijn om te komen tot de levering van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente 2] [sectie ... ] nummer 3204 aan [eiser] ;
VIII. te bepalen dat, indien gedaagden geen medewerking verlenen als onder punt IV gevorderd het vonnis ex artikel 3:300 BW de noodzakelijke wilsverklaring van gedaagden vervangt;
dan wel
IX. te bepalen dat het vonnis in de plaats van de akte of een deel daarvan zal treden;
dan wel
X. te bepalen dat een door de rechtbank ex artikel 3:300 lid 2 BW aan te wijzen vertegenwoordiger de leveringshandeling in plaats van gedaagden zal verrichten;
XI. gedaagden hoofdelijk te veroordelen, des dat de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, om, ter zake van de geschonden koopoptie, tegen een behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 78,25 te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 27 mei 1981 subsidiair vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
XII. gedaagden hoofdelijk te veroordelen, des dat de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de nakosten van het geding zijnde een bedrag van € 131 in het geval het vonnis niet wordt betekend en € 199 in het geval de betekening in het vonnis wordt gedaan.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen I tot en met VI ten grondslag dat de aan hem door de [ouders A] toegekende koopoptie is geschonden ter gelegenheid van de levering in 1981 en in 1998, van hun percelen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Daarom moeten nieuwe koopopties op de betreffende percelen worden gevestigd. Aan zijn vorderingen VII tot en met X legt [eiser] ten grondslag dat [perceel ...] 3204 aan hem dient te worden geleverd op grond van de (ongeschonden) koopoptie.
3.3.
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 4] voeren verweer. [gedaagde 3] voert geen verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie (1)
3.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen bij vonnis:
 [eiser] primair en voorwaardelijk, voor zover de rechtbank niet in het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onder de randnummers 30 t/m 36 van de conclusie van antwoord meegaat, te veroordelen tot nakoming van de erfdienstbaarheid in de leveringsakte van 28 december 1979 (eerste overdracht aan [gedaagde 2] ) door, binnen twee maanden na betekening van het vonnis, een steiger te bouwen aan de [adres] ten behoeve van het heersende erf van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag dat [eiser] na twee maanden na betekening van het vonnis in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
 [eiser] subsidiair en voorwaardelijk, voor zover de rechtbank niet in het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onder de randnummers 30 t/m 36 meegaat, te verbieden de erfdienstbaarheid in de leveringsakte van 28 december 1979 (eerste overdracht aan [gedaagde 2] ) te frustreren en hem te gebieden dat hij toestaat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een nieuwe steiger bouwen op het dienende erf, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag dat [eiser] na betekening van het vonnis in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
 [eiser] , voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de kosten (in conventie en in reconventie) van de procedure, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van de uitspraak.
3.6.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] leggen aan hun vorderingen kort gezegd ten grondslag dat de erfdienstbaarheid, zoals deze is gevestigd in de akte van levering van 28 december 1979, door [eiser] moet worden nagekomen. De steiger, gelegen aan [perceel ...] 3204, wordt feitelijk zodanig door hen gebruikt dat de erfdienstbaarheid daarop ziet.
3.7.
[eiser] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie (2)
3.9.
[gedaagde 4] vordert bij vonnis [gedaagde 1] te gelasten om binnen 14 dagen na vonnis alle documenten en inlichtingen te verschaffen waaruit de omvang van de erfboedel kan worden opgemaakt ten tijde van het ontstaan van het legaat, evenals diezelfde informatie te verschaffen waaruit de huidige staat van de erfboedel blijkt, voorzien van alle onderliggende stukken en onderbouwingen, althans een zodanige veroordeling uit te spreken als de rechtbank zal menen te behoren waardoor [gedaagde 1] als executeur-testamentair voldoet aan de op haar rustende informatieplicht jegens [gedaagde 4] , alles voor zover toewijsbaar uitvoerbaar bij voorraad.
3.10.
[gedaagde 4] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] als executeur-testamentair dient te voldoen aan haar plicht tot inzage of openbaarheid, zodat [gedaagde 4] inzicht krijgt in de staat van de nalatenschap van erflaatster.
3.11.
[gedaagde 1] voert thans geen verweer meer.
3.12.
Op de stellingen van [gedaagde 4] en [gedaagde 1] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

De geschonden koopopties
4.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om medewerking te verlenen aan het vestigen van nieuwe koopopties met betrekking tot de percelen die in 1981 en in 1998 door de [ouders A] aan hen zijn geleverd. [eiser] legt hieraan ten grondslag dat de betreffende percelen in strijd met de in 1979 overeengekomen koopoptie aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn geleverd. De vestiging van nieuwe koopopties sluit aan bij de bedoeling van de [ouders A] om de [Boerderij] in één hand te houden. Verder stelt [eiser] dat de aan hem in 1979 toegekende koopoptie door de leveringen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is uitgehold en dat hij door de schending van de koopoptie is gedupeerd.
4.2.
Daartegen hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangevoerd dat de [ouders A] , op het moment dat zij de betreffende percelen aan hen hebben geleverd, bewust afstand hebben gedaan van het voorkeursrecht. De [ouders A] hebben hun oorspronkelijke plan, om de [Boerderij] met alle omliggende gronden in stand te houden en in zijn geheel over te laten gaan op [eiser] , gewijzigd. Er is daarom geen reden om de koopoptie opnieuw te vestigen, aldus [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Voorts hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwist dat de koopoptie zag op het in 1998 aan hen geleverde gedeelte van [perceel ...] 3132. Zij verwijzen naar de tekst van de koopoptie, waarin de percelen 2098 en 2099, die in 1981 aan hen zijn geleverd, staan vermeld. [perceel ...] 3132 daarentegen, dat in 1998 aan hen is geleverd, wordt niet in de koopoptie genoemd, aldus [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
Grondslag
4.3.
De rechtbank dient eerst vast te stellen wat de juridische grondslag is waarop de vordering tot het opnieuw vestigen van de koopoptie zou kunnen worden gebaseerd. Het feitencomplex kan wanprestatie of onrechtmatige daad opleveren, welke rechtsgronden de rechtbank zo nodig ambtshalve dient aan te vullen.
4.4.
Vast staat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geen partij waren bij het vestigen van de koopoptie, zodat van wanprestatie door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geen sprake kan zijn. Er kan hooguit sprake zijn van wanprestatie door de [ouders A] , maar dit is niet door [eiser] gesteld en de vordering is ook niet tegen de erfgenamen van de [ouders A] ingesteld. Wel kan ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] sprake zijn van een onrechtmatige daad jegens [eiser] , doordat zij hebben geprofiteerd van een door de [ouders A] jegens [eiser] gepleegde wanprestatie.
4.5.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het handelen met iemand, terwijl men weet dat deze door dit handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, op zichzelf jegens die derde niet onrechtmatig. Of een dergelijk, gewoonlijk als profiteren van of gebruikmaken van wanprestatie aangeduid, handelen jegens die derde onrechtmatig is, hangt af van de omstandigheden van het geval (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 23 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU5682 en Hoge Raad 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:740). Uit deze jurisprudentie volgt dat voor onrechtmatigheid naast wetenschap, ook vereist is dat bijzondere omstandigheden aanwezig zijn. Een belangenafweging tussen de benadeelde en de profiterende derde is hierbij een aandachtspunt.
4.6.
Eerst ter zitting heeft [eiser] aangevoerd dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wisten van de koopoptie. Naar de rechtbank begrijpt stelt [eiser] dus thans dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , bij hun transacties met de [ouders A] , bewust de koopoptie hebben geschonden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten van de koopoptie te hebben geweten.
4.7.
De rechtbank overweegt dat, zelfs in het geval dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wel van de koopoptie wisten, geldt dat afhankelijk is van bijzondere omstandigheden of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld. [eiser] heeft echter geen beroep gedaan op bijzondere omstandigheden. Daarmee heeft hij onvoldoende gesteld om tot de conclusie te kunnen komen dat sprake is van onrechtmatig handelen. Aan een belangenafweging komt de rechtbank niet toe. Het gevorderde onder I tot en met VI moet dus worden afgewezen. Vordering XI deelt dit lot.
Levering van [perceel ...] 3204; vordering VII en VIII
4.8.
Vaststaat dat [perceel ...] 3204 tot de nalatenschap van erflaatster behoort. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde 2] erfgenaam is. Bij deze stand van zaken zal [eiser] in zijn vorderingen jegens [gedaagde 2] niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.9.
Nu gedaagden 1, 3 en 4 niet hebben weersproken dat voor zover het betreft [perceel ...] 3204 de aan [eiser] toekomende koopoptie nog ongeschonden is en de vordering tot levering van [perceel ...] 3204 aan [eiser] niet langer is betwist, zal vordering VII jegens hen worden toegewezen. Voor het geval dat zij, gedurende twee weken na betekening van het vonnis, onwillig blijken mee te werken aan de levering van [perceel ...] 3204 aan [eiser] , zal de rechtbank voorts bepalen dat het vonnis op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats komt van de voor de levering vereiste wilsverklaring van de erfgenamen, nu hiertegen geen verweer is gevoerd.
4.10.
Nu vorderingen VII en VIII jegens gedaagden 1, 3 en 4 worden toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de subsidiaire vorderingen IX en X.
in conventie en in reconventie (1)
De erfdienstbaarheid
4.11.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen dat ten behoeve van hun [perceel ...] 3203 een erfdienstbaarheid van weg en steiger bestaat, op grond waarvan zij het recht hebben de steiger te gebruiken die zich bevindt op [perceel ...] 3204 en zoals die is ingetekend op de kadastrale kaart (zie r.o. 2.15). [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beroepen zich primair op de uitleg van de erfdienstbaarheid in de akte van levering van 28 december 1979. Subsidiair beroepen zij zich op verjaring en meer subsidiair op de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.12.
Voor zover de rechtbank hier niet in meegaat, vorderen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , kort gezegd, in reconventie primair [eiser] te veroordelen tot nakoming van de erfdienstbaarheid ter zake van het gebruik van de steiger, zoals deze is gevestigd in de akte van levering van 28 december 1979, door een steiger te bouwen, en subsidiair [eiser] te verbieden het gebruik van de erfdienstbaarheid te frustreren.
4.13.
[eiser] betwist dat sprake is van een erfdienstbaarheid op grond waarvan [gedaagde 1] en [eiser] gerechtigd zijn tot het gebruik van de steiger. Verder betoogt [eiser] dat hij (nog) geen eigenaar is van [perceel ...] 3204, waaraan de steiger is gelegen.
4.14.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank kan in conventie en in reconventie onbesproken laten of de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gestelde voorwaarde is vervuld, nu laatstgenoemd verweer van [eiser] slaagt. Immers, vaststaat dat [perceel ...] 3204 op dit moment tot de nalatenschap behoort. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben hun vorderingen tegen de verkeerde partij ingesteld en zij moeten daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. Overigens geldt dat, indien de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gestelde erfdienstbaarheid bestaat, de levering van het [perceel ...] 3204 door de nalatenschap aan [eiser] deze erfdienstbaarheid niet doorbreekt.
in reconventie (2)
Inlichtingen en informatie executeur-testamentair
4.15.
[gedaagde 4] vordert dat [gedaagde 1] , in haar hoedanigheid van executeur-testamentair, inzage en inlichtingen verschaft in de omvang van de nalatenschap van erflaatster.
4.16.
Partijen hebben ter zitting afgesproken dat [gedaagde 1] alle gevorderde stukken en inlichtingen binnen twee weken na de zitting aan mr. Fijma zal toezenden. Deze afspraak is in het proces-verbaal van de zitting neergelegd. Bij deze stand van zaken wordt de vordering als ingetrokken beschouwd.
voorts in conventie en in reconventie (1) en (2)
4.17.
Gelet op de familierechtelijke relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd op de hierna vermelde wijze.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
wijst het jegens [gedaagde 1] en [eiser] onder I tot en met VI gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] om, binnen twee weken na betekening van het vonnis, volledig mee te werken aan alle feitelijke en juridische handelingen die noodzakelijk zijn om te komen tot de levering van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente 2] [sectie ... ] nummer 3204 aan [eiser] ;
5.3.
bepaalt dat, indien één of meer van hen geen medewerking verleent/verlenen het vonnis ex artikel 3:300 BW de daartoe noodzakelijke wilsverklaring van de bewuste persoon vervangt;
5.4.
verklaart het onder 5.2 en 5.3 opgenomene uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.6.
wijst het meer of anders in conventie gevorderde af;
in reconventie (1) en (2)
5.7.
verklaart [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
5.8.
verstaat dat [gedaagde 4] haar reconventionele vordering heeft ingetrokken;
5.9.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt
5.10.
wijst het meer of anders in reconventie gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op
5 december 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 2339