ECLI:NL:RBDHA:2018:14210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4223
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag op basis van zorgscore en advies CIZ

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een aanvraag voor dubbele kinderbijslag had ingediend voor haar zoon, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank als verweerder. Eiseres had op 4 september 2017 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor haar zoon, geboren in 2008. De aanvraag werd afgewezen op basis van een advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), waarin aan de zorgbehoefte van de zoon geen punten werden toegekend. Eiseres ging in beroep tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank, dat het bezwaar ongegrond had verklaard.

De rechtbank overwoog dat de Sociale Verzekeringsbank zich terecht had gebaseerd op het advies van het CIZ, dat als deskundigenadvies moet worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de zorgvuldigheid of de juistheid van het advies te twijfelen. Eiseres had aangevoerd dat de zorg voor haar zoon intensief was, maar de rechtbank oordeelde dat de zorgscore van nul punten op verschillende aandachtsgebieden, zoals lichaamshygiëne, zindelijkheid en communicatie, terecht was vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat de dubbele kinderbijslag alleen wordt toegekend als het kind zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren dat de verzorging door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/4223

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.D. Nelis),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: J.Y. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om dubbele kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 2017 ten behoeve van haar zoon [A] afgewezen.
Bij besluit van 2 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 4 september 2017 heeft eiseres op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) dubbele kinderbijslag verzocht voor haar zoon [A] , geboren op [geboortedag] 2008. Op 20 september 2017 heeft zij een medisch vragenformulier ingevuld. Aan het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) is verzocht een advies over de zorgbehoefte van [A] uit te brengen. Op 2 oktober 2017 heeft het CIZ advies uitgebracht. In dit advies zijn geen punten toegekend voor de zorgbehoefte van [A] .
2.1
Verweerder heeft bij het primaire besluit de aanvraag van eiseres afgewezen. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van het CIZ van 2 oktober 2017.
2.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de zorgscore van [A] ongewijzigd op nul punten wordt vastgesteld. Om voor toekenning van dubbele kinderbijslag voor [A] in aanmerking te komen zijn minimaal vier punten aan zorgscore vereist, omdat [A] op de peildatum 8 jaar oud was. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd waarom geen punten aan zorgscore zijn toegekend op de items lichaamshygiëne, zindelijkheid, eten en drinken, mobiliteit, medische verzorging, gedrag, communicatie, alleen thuis zijn, begeleiding buitenshuis en bezighouden/handreikingen. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van het CIZ van 23 maart 2018.
3. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen, omdat de verzorging van [A] veel meer van haar vergt dan bij een normaal, gezond kind het geval zou zijn. Deze zorg is dusdanig intensief dat het redelijk is om de dubbele kinderbijslag aan haar toe te kennen. Zij meent dat op de aandachtsgebieden lichaamshygiëne, zindelijkheid, eten en drinken, gedrag, communicatie, alleen thuis zijn en begeleiding buitenshuis een punt aan zorgscore had moeten worden toegekend.
De toepasselijke regelgeving
4.1
Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW bestaat recht op dubbele kinderbijslag indien het kind een bepaalde mate van intensieve zorg nodig heeft. Die mate van intensieve zorg wordt uitgewerkt in het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK). Op grond van artikel 11, eerste lid, van het BUK is sprake van intensieve zorg als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Verweerder vraagt advies aan het CIZ om te bepalen of een kind intensieve zorg nodig heeft.
4.2
De beoordeling van het CIZ geschiedt op grond van artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling) aan de hand van de items: lichaamshygiëne, zindelijkheid, eten en drinken, mobiliteit, medische verzorging, gedrag, communicatie, alleen thuis zijn, begeleiding buitenshuis en bezig houden/handreikingen. Het tweede lid bepaalt dat indien het CIZ oordeelt dat sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, het CIZ op dit item een punt toekent. Het derde lid, aanhef en onder b, bepaalt dat het kind intensieve zorg behoeft indien het 6 tot en met 9 jaar is en het CIZ minimaal vier punten toekent.
4.3
Bij het bepalen of per item al dan niet een punt moet worden toegekend, wordt voor aanvragen in 2017 het zogenoemde Beoordelingskader BUK 2016, versie 4.0 (beoordelingskader) gehanteerd. Hierin wordt een nadere uitwerking gegeven aan de in de Regeling genoemde items, waarbij per item voorbeelden worden gegeven van situaties waarvoor wel of juist geen punt wordt toegekend. De lijst met voorbeelden die zijn genoemd in het blok ‘geen score’ zijn volgens het beoordelingskader niet uitputtend.
De zorgscore
5. Verweerder heeft zich bij de besluitvorming gebaseerd op het advies van het CIZ van 23 maart 2018. Voorop wordt gesteld dat een dergelijk advies moeten worden aangemerkt als een deskundigenadvies. Op grond van vaste rechtspraak mag verweerder bij de besluitvorming in beginsel van dit advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies of twijfel aan de juistheid en volledigheid daarvan. Het is aan eiseres om deze concrete aanknopingspunten aan te voeren. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 september 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BX8145).
6.1
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het medisch advies van het CIZ in de bezwaarprocedure onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat de inhoud van het advies niet juist of onvolledig is. Daarbij is van belang dat dossierstudie is verricht en informatie van diverse behandelaars is betrokken bij de totstandkoming van het medisch advies, waaronder het verslag van de neuropsycholoog verbonden aan het Erasmus MC en de brief van de kinderneuroloog. Verder is in het advies van het CIZ van 23 maart 2018 per item uitvoerig toegelicht waarom geen aanleiding bestaat een punt aan zorgscore toe te kennen. Over deze items en hetgeen eiseres daarover heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank het navolgende.
6.2
Wat betreft het item lichaamshygiëne volgt uit het beoordelingskader dat een punt wordt toegekend indien het kind volledige hulp nodig heeft bij het wassen en douchen, afdrogen, haren wassen, aan- en uitkleden en tanden poetsen. Ook wordt een punt toegekend indien het kind een aantal handelingen wel zelf kan, maar niet zonder permanente aanwezigheid van een ander, waarbij bij (vrijwel) alle handelingen aanwijzingen en bij een deel van de handelingen gerichte fysieke hulp noodzakelijk is. De stelling van eiseres ter zitting dat [A] bij alle handelingen hulp nodig heeft, is niet onderbouwd. Bovendien heeft de leerkracht van [A] verklaard dat [A] zelfstandig in staat is om zich zonder aanwijzingen aan- en uit te kleden. Gelet daarop is niet gebleken dat hij wat betreft lichaamshygiëne volledige hulp nodig heeft of dat daarbij permanent een ander aanwezig dient te zijn. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding te twijfelen aan de op dit item vastgestelde score van nul punten.
6.3
Voor het item zindelijkheid wordt volgens het beoordelingskader een punt toegekend indien het kind overdag en ’s nachts niet zindelijk is of veel hulp nodig heeft bij de toiletgang. Geen punt wordt toegekend indien het kind overdag zindelijk is, maar ‘s nachts niet. Nu [A] alleen ’s nachts een luier draagt en overdag zindelijk is, zoals eiseres zelf heeft verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank terecht geen punt toegekend op dit item.
6.4
Volgens het beoordelingskader wordt voor het item eten en drinken alleen een punt toegekend indien sprake is van sondevoeding, hulp bij het nuttigen van de maaltijd, een door een kinderarts of psychiater vastgestelde duurzaam aanwezige en therapieresistente eetstoornis, noodzakelijkheid van permanent toezicht vanwege aspiratierisico of noodzaak tot aansporing tijdens de maaltijd in verband met medisch noodzakelijk afwijkend voedingspatroon of psychiatrische aandoeningen. Daarvan is bij [A] geen sprake. De omstandigheid dat hij zijn linkerhand minder goed kan gebruiken door tremoren waardoor hij niet zelfstandig zijn drinken naar de eetkamer kan brengen en hij moeite heeft met zelfstandig eten, valt niet onder de criteria die in het beoordelingskader onder het item eten en drinken worden genoemd.
6.5
Wat betreft het aandachtsgebied gedrag volgt uit het beoordelingskader dat aan dit item een score wordt toegekend indien op basis van een professionele diagnose op gedragspathologisch vlak permanent toezicht moet zijn in verband met gedurende de gehele dag voorkomende of dreigende gedragsproblemen en escalaties. Uit het advies van het CIZ van 23 maart 2018 volgt dat in het geval van [A] geen sprake is van gedragsproblematiek, zoals eiseres ook zelf heeft verklaard. De stelling van eiseres dat zij permanent toezicht houdt op [A] , is niet met (medische) stukken onderbouwd. De ter zitting overgelegde verwijzing naar de jeugdgezondheidszorg van de huisarts van 21 november 2018 is hiertoe niet onvoldoende, omdat daaruit niet kan worden afgeleid dat sprake is van een noodzaak tot permanent toezicht. Daarom heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht geen punt toegekend.
6.6
Op het aandachtsgebied communicatie wordt onder andere een punt toegekend indien het kind slechts met gebaren en losse woorden kan communiceren. De stelling in beroep dat [A] enkel op deze manier communiceert, is niet onderbouwd en blijkt ook niet uit de in het dossier gevoegde stukken. In het verslag van het Erasmus MC staat immers vermeld dat, hoewel [A] problemen heeft met het vinden van woorden, hij vloeiend en verstaanbaar spreekt. Ook eiseres heeft verklaard dat hij goed te verstaan en begrijpen is, maar regelmatig vergeet iets te zeggen. Dit leidt volgens het beoordelingskader echter niet tot het toekennen van een punt op het item communicatie.
6.7
Tot slot blijkt uit het beoordelingskader dat wat betreft het alleen thuis zijn een punt wordt toegekend indien het kind niet langer dan 30 minuten alleen thuis kan zijn als gevolg van ziekte of stoornis. Voor begeleiding buitenshuis wordt een punt toegekend indien het kind ten gevolge van zijn ziekte of stoornis niet alleen naar buiten kan, slechts in de eigen afgesloten tuin kan spelen of slechts buiten kan spelen omdat de woonomgeving en sociale situatie zich hiervoor leent en er toezicht vanuit huis mogelijk is. Bij beide items is enkel van belang waartoe het kind in staat is en niet om wat het kind (nog) niet mag. De rechtbank stelt vast dat de medisch adviseur heeft geconcludeerd dat een medische verklaring voor continue, permanente aanwezigheid van derden in de thuissituatie of buitenshuis ontbreekt. Daarnaast heeft de leerkracht verklaard dat [A] geen vreemd of gevaarlijk gedrag vertoont indien hij buiten speelt. Op grond van het voorgaande is niet gebleken dat in zowel de thuissituatie als buitenshuis permanent toezicht moet worden gehouden op [A] of dat hij niet langer dan 30 minuten alleen kan zijn. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank op deze items terecht geen punt toegekend.
Conclusie
7. Op grond van wat in 6.1 tot en met 6.7 is overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door het CIZ op de verschillende items toegekende scores. In het advies is voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom op de verschillende aandachtsgebieden geen score is toegekend. De stelling van eiseres ter zitting dat zij meer tijd en zorg kwijt is voor [A] dan voor haar andere vijf kinderen, leidt niet tot een ander oordeel. Hoewel de rechtbank inziet dat [A] is aangewezen op extra zorg, maakt dit niet dat dubbele kinderbijslag moet worden toegekend. Deze kinderbijslag wordt immers alleen verstrekt als het kind zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Dat is bij [A] niet het geval.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Rigter, rechter, in aanwezigheid van F.J.M. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.