ECLI:NL:RBDHA:2018:14337
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Estland
Op 16 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die tegen zijn voorgenomen uitzetting naar Estland bezwaar had gemaakt. De verzoeker, die staatloos is en sinds 2014 asiel heeft aangevraagd, verzocht de voorzieningenrechter om de uitzetting te verbieden totdat op zijn bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker geen geldige verblijfsvergunning in Estland heeft en dat de autoriteiten van Estland hem weliswaar toegang hebben verleend, maar dat dit niet betekent dat hij recht heeft op een verblijfsvergunning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Nederlandse autoriteiten bevoegd zijn om verzoeker uit te zetten, omdat zijn toegang tot Estland gegarandeerd is, ondanks het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker tegen de uitzetting geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, die de beslissing op dezelfde dag telefonisch aan de gemachtigden van beide partijen bekendmaakte.