ECLI:NL:RBDHA:2018:14780
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van inbeslagname van paspoort in het kader van uitzetting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Braziliaanse eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen de tijdelijke inbeslagname van haar paspoort door de staatssecretaris, die dit had gedaan op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris bevoegd was om het paspoort van de eiseres onder zich te houden met het oog op uitzetting, aangezien de eiseres onrechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank stelde vast dat er een terugkeerbesluit was opgelegd aan de eiseres, waartegen zij geen hoger beroep had ingesteld, waardoor dit besluit in rechte vaststond. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet had aangetoond dat het ontbreken van haar paspoort haar belemmerde om een verblijfsvergunning aan te vragen of zich te legitimeren. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en gaf aan dat zij haar paspoort terug zou krijgen als zij Nederland wilde verlaten en daadwerkelijk vertrok. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.