ECLI:NL:RBDHA:2018:14780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
AWB 18-4646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van inbeslagname van paspoort in het kader van uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Braziliaanse eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen de tijdelijke inbeslagname van haar paspoort door de staatssecretaris, die dit had gedaan op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris bevoegd was om het paspoort van de eiseres onder zich te houden met het oog op uitzetting, aangezien de eiseres onrechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank stelde vast dat er een terugkeerbesluit was opgelegd aan de eiseres, waartegen zij geen hoger beroep had ingesteld, waardoor dit besluit in rechte vaststond. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet had aangetoond dat het ontbreken van haar paspoort haar belemmerde om een verblijfsvergunning aan te vragen of zich te legitimeren. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en gaf aan dat zij haar paspoort terug zou krijgen als zij Nederland wilde verlaten en daadwerkelijk vertrok. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/4646
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 7 september 2018 in de zaak tussen
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] , van Braziliaanse nationaliteit, eiseres
(gemachtigde mr. M.A.M. Karsten),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 22 februari 2018 heeft verweerder het Braziliaanse paspoort van eiseres tijdelijk in bewaring genomen. Eiseres heeft hiertegen op 9 maart 2018 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 1 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 21 juni 2018 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Ook was ter zitting aanwezig [naam] , als tolk Portugees. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Gebleken is dat eiseres onrechtmatig in Nederland verblijft. Bij besluit van 22 februari 2018 is aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd. Daarbij is aangegeven dat eiseres Nederland en het grondgebied van de Europese Unie binnen vier weken moet verlaten. Het door eiseres hiertegen ingediende beroep is bij uitspraak van 19 juli 2018 door deze rechtbank en zittingsplaats (AWB 18/1348) ongegrond verklaard. Ter zitting heeft gemachtigde van eiseres aangegeven hiertegen geen hoger beroep te hebben ingesteld. Deze uitspraak staat dus in rechte vast.
1.2.
Op 22 februari 2018 heeft de korpschef op grond van artikel 54 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 gevorderd om in persoon te verschijnen in verband met zelfstandig vertrek uit Nederland en haar paspoort mee te nemen. Eiseres is verschenen. Daarop is het paspoort van eiseres tijdelijk in bewaring genomen.
2. In bezwaar heeft eiseres verzocht tot teruggave van haar paspoort.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder het volgende overwogen. Verweerder is bevoegd om het paspoort van eiseres in te nemen. Niet is gebleken van onoverkomelijke problemen vanwege het feit dat eiseres niet beschikt over haar paspoort. Indien eiseres naar haar land van herkomst wil vertrekken, kan zij dat te kennen geven en zal zij worden gefaciliteerd door de Dienst Terugkeer en Vertrek.
4. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder niet bevoegd is om haar paspoort onder zich te houden. Op dit moment is uitzetting van eiseres niet aan de orde. Verweerder is op grond van artikel 4.23, eerste lid, onder d, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 slechts bevoegd om een paspoort onder zich te houden in het geval van uitzetting.
5. Het toepasselijk wettelijk kader staat vermeld in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de bevoegdheid het paspoort van eiseres in bewaring te houden. Eiseres heeft immers geen rechtmatig verblijf. Daarom kan verweerder op grond van artikel 52 van de Vw 2000 in samenhang met artikel 4.23, eerste lid, aanhef en onder d, van het Vb 2000 het paspoort van eiseres tijdelijk onder zich houden met het oog op uitzetting. [1]
7. Eiseres heeft niet onderbouwd dat het ontbreken van haar paspoort haar heeft belemmerd om een aanvraag in te dienen voor een verblijfsvergunning. Ook heeft zij niet onderbouwd dat zij problemen heeft gehad om zich te legitimeren in het kader van de legitimatieplicht. Tot slot krijgt eiseres haar paspoort terug als zij te kennen geeft Nederland te willen verlaten en ook daadwerkelijk vertrekt.
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Sloot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C.E. Krikke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: JK
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
BIJLAGE

Vreemdelingenwet 2000

Artikel 52
Onze Minister, de ambtenaren, belast met de grensbewaking, en de ambtenaren, belast met het toezicht op vreemdelingen, zijn bevoegd om , ter vervulling van hun taken, reis- en identiteitspapieren van personen in te nemen, tijdelijk in bewaring te nemen alsmede om hierin aantekeningen te maken. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden hierover nadere regels gesteld.
Het reis- of identiteitspapier wordt aan de vreemdeling teruggegeven indien hij te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hij ook daadwerkelijk vertrekt. Ingeval van uitzetting kan het reis- en identiteitspapier worden overgedragen aan de persoon belast met de grensbewaking in het land waar de toelating is gewaarborgd.

Vreemdelingenbesluit 2000

Artikel 4.23
1. De ambtenaren belast met de grensbewaking of de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen, nemen op grond van artikel 52, eerste lid, van de Wet het reis- of identiteitspapier van een persoon tijdelijk in bewaring:
voorzover zulks nodig is voor het verkrijgen van de gegevens, bedoeld in artikel 4.45, of voor het stellen van een aantekening als bedoeld in artikel 4.24 tot en met artikel 4.35a;
indien de persoon ter vaststelling van zijn identiteit is staande gehouden en niet aanstonds blijkt dat het hem is toegestaan in Nederland te verblijven, terwijl de gelegenheid ontbreekt hem, met toepassing van artikel 50, tweede of derde lid, van de Wet naar een plaats, bestemd voor verhoor, over te brengen;
gedurende de tijd dat de persoon rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
voorzover zulks nodig is met het oog op de uitzetting of de overgave aan de buitenlandse grensautoriteiten als bedoeld in artikel 52, tweede lid, van de Wet.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraken van deze rechtbank van 16 oktober 2017 en 7 maart 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:11836 respectievelijk ECLI:NL:RBDHA:2017:1925, te vinden op rechtspraak.nl