In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een eiseres die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd voor het verblijfsdoel 'medische behandeling'. De aanvraag werd afgewezen op 12 januari 2018, en het bezwaar daartegen werd op 14 maart 2018 ongegrond verklaard. Eiseres, geboren in 1981 en van Marokkaanse nationaliteit, stelde dat zij vanwege haar gezondheidstoestand niet in staat was om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan te vragen in Marokko. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres aan de voorwaarden voor vrijstelling van het griffierecht voldeed en heeft dit verzoek toegewezen.
De rechtbank heeft de medische adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA) beoordeeld, die aangaven dat eiseres medisch gezien in staat was om te reizen. Echter, de rechtbank vond dat er concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid van deze adviezen, vooral gezien de aanvullende informatie van eiseres en haar behandelaars. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom eiseres niet op mantelzorg was aangewezen en dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 1.002,- en heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was tot vergoeding van het griffierecht, omdat eiseres vrijgesteld was van deze verplichting. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.