ECLI:NL:RBDHA:2018:14822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2390
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling en de vergewisplicht van de verweerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een eiseres die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd voor het verblijfsdoel 'medische behandeling'. De aanvraag werd afgewezen op 12 januari 2018, en het bezwaar daartegen werd op 14 maart 2018 ongegrond verklaard. Eiseres, geboren in 1981 en van Marokkaanse nationaliteit, stelde dat zij vanwege haar gezondheidstoestand niet in staat was om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan te vragen in Marokko. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres aan de voorwaarden voor vrijstelling van het griffierecht voldeed en heeft dit verzoek toegewezen.

De rechtbank heeft de medische adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA) beoordeeld, die aangaven dat eiseres medisch gezien in staat was om te reizen. Echter, de rechtbank vond dat er concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid van deze adviezen, vooral gezien de aanvullende informatie van eiseres en haar behandelaars. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom eiseres niet op mantelzorg was aangewezen en dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 1.002,- en heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was tot vergoeding van het griffierecht, omdat eiseres vrijgesteld was van deze verplichting. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/2390

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 12 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel “medische behandeling”, afgewezen.
Bij besluit van 14 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2018.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

Ten aanzien van het verzoek om vrijstelling van het griffierecht
1. De rechtbank overweegt allereerst dat eiseres verzocht heeft om vrijstelling van de verplichting tot betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Ter ondersteuning van haar beroep heeft eiseres een op 18 april 2018 ondertekende verklaring over haar inkomen en vermogen overgelegd. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:282) volgt dat een rechtzoekende kan worden vrijgesteld van de verplichting griffierecht te betalen als hij aan de in die uitspraak genoemde eisen voor betalingsonmacht voldoet. De rechtbank stelt vast dat eiseres aan die eisen voldoet en wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe.
Ten aanzien van het beroep
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1981 en heeft de Marokkaanse nationaliteit.
Op 7 juli 2017 heeft eiseres de onderhavige aanvraag, zonder in het bezit te zijn van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), ingediend. Eiseres heeft verzocht om van het mvv-vereiste te worden vrijgesteld omdat zij vanwege haar gezondheidstoestand geen mvv kan aanvragen in het land van herkomst.
3.1
Verweerder heeft ter beoordeling van deze aanvraag advies aan het Bureau Medische Advisering (BMA) gevraagd. Uit het hierop uitgebrachte advies door het BMA van 17 oktober 2017 blijkt het volgende.
Begin 2017 is eiseres opgenomen geweest vanwege symptomen geduid als herseninfarct na alcohol- en cocaïnegebruik en bij een voor hart- en vaatziekte belaste familiegeschiedenis. In maart is eiseres ontslagen van controle met advies levenslang medicatie (secundaire preventie) ter voorkoming van nieuwe infarcten en het advies het gebruik van alcohol en drugs te laten. In augustus 2017 is eiseres beoordeeld door GGZ in verband met klachten die geduid werden als depressie en PTSS. Er is geen behandeling gestart vanwege de psychosociale omstandigheden (dakloosheid en armoede).
Eiseres staat onder behandeling bij de huisarts. De behandeling (therapie) bestaat uit consulten en medicatie, te weten clopidogrel en simvastatine. Wat de duur van de behandeling betreft heeft de neuroloog aangegeven dat het om een levenslange secundaire preventie gaat.
De BMA-adviseur heeft aangegeven dat eiseres zonder preventie een grotere kans op afsluiting van een bloedvat loopt, alhoewel ze door het staken van het roken en het cocaïnegebruik deze kans al heeft doen verminderen. Afhankelijk van het bloedvat zijn er grote of kleine gevolgen. Bij afsluiting van een bloedvat naar een vitaal orgaan kan dit tot orgaanfalen en daarmee tot een levensbedreigende situatie leiden. Niet te voorspelen is wat en waar en in welke ernst zal gebeuren. In de literatuur wordt een verhoging van de kans dat er een nieuwe afsluiting ontstaat in het eerste jaar van 18% genoemd, waarbij de absolute kans ruim 2% hoger is dan voor de gemiddelde vrouw.
De BMA-adviseur verwacht bij uitblijven van de genoemde behandeling wel een medische noodsituatie op korte termijn, want een nieuw infarct wordt weliswaar op korte termijn niet verwacht nu eiseres met haar leefstijl verandering de kans al heeft doen verminderen, maar er is desondanks een vergrote kans dat ze door het staken van de clopidogrel tot stolselvorming komt. Dit kan op korte termijn plaatsvinden en kan tot afsluiting van een bloedvat leiden. De kans dat dit vervolgens vitale gevolgen heeft is klein, maar aanwezig. Het betreft hier dus een optelsom van kansen, aldus de BMA-adviseur.
De BMA-adviseur acht eiseres in staat te reizen, onder de voorwaarden van schriftelijke overdracht vooraf, beschikking tot medicatie tijdens de reis en zich direct na de reis melden bij een huisarts voor herhaalrecepten.
Volgens de BMA-adviseur is de door eiseres gebruikte medicatie in Marokko aanwezig en een huisarts is aanwezig in onder andere een privépraktijk te Rabat.
3.2
Nadat eiseres aanvullende stukken heeft ingediend, heeft verweerder het BMA om een reactie daarop gevraagd. Op 6 november 2017 heeft het BMA aangegeven dat de aanvullende informatie het eerder uitgebrachte advies niet wezenlijk wijzigt en heeft dat advies als volgt aangevuld.
Eiseres is na afloop van revalidatie, die in de periode 13 februari 2017 tot 27 maart 2017 heeft plaatsgevonden, gaan wonen bij haar zus, hetgeen eiseres als mantelzorg beschouwt. Van mantelzorg is echter geen sprake, aangezien eiseres ADL zelfstandig is en er geen cognitief verval blijkt. Door de revalidatiearts is geen inzicht in de huidige toestand van eiseres, zodat er geen aanleiding is de huidige toestand, zoals deze bleek uit de informatie van behandelaars die er wel inzicht in hadden, aan te vullen naar aanleiding van deze verkregen informatie. De informatie dat de vitamine B12 (cyanocobolamine) langdurig gebruikt moet worden, geeft het BMA geen aanleiding voor verder onderzoek, aangezien het ontbreken van de vitamine B12 niet tot een medische noodsituatie op korte termijn zal leiden.
3.3
Nadat eiseres wederom aanvullende informatie heeft ingebracht, te weten een medicijnenlijst van 8 november 2017 en een brief van haar behandelaar van 1 oktober 2017, heeft het BMA op 8 december 2017 een aanvullend advies uitgebracht. In het BMA-advies van 8 december 2017 is het volgende aangegeven.
Er is nu bekend wat de actuele behandeling is, dit is fysiotherapie. Zonder deze behandeling zal er geen medische noodsituatie op een korte termijn ontstaan. Fysiotherapie is aanwezig in Rabat, te weten een private practice physical therapist.
Voor zover de fysiotherapeut (de behandelaar van eiseres) ingaat op het sociale netwerk en het feit dat al eiseres familie in Nederland woont, is het aan de IND om te beoordelen of dit een factor is in de besluitvorming. Het betreft geen medisch gegeven.
Wat de medicijnen uit de overgelegde medicijnenlijst van 8 november 2017 betreft, zijn deze medicijnen, te weten desloratadine – of alternatieve medicijnen in de vorm van cetirizine en hydroxyzine – en paracetamol, aanwezig in Marokko. Het ontbreken van deze medicatie zal niet leiden tot een medische situatie op een korte termijn.
4. Verweerder heeft bij het primaire besluit de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet over de vereiste mvv beschikt en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Volgens verweerder blijkt uit de BMA-adviezen uit 17 oktober 2017, 6 november 2017 en 8 december 2017 dat eiseres medisch gezien wel in staat is om te reizen en de aanvraag om een mvv in Marokko af te wachten.
5.1
Bij brief van 28 februari 2018 heeft verweerder het BMA om verduidelijking gevraagd van het antwoord in het BMA-advies van 17 oktober 2017 op de vraag of bij het staken van de clopidogrel wel of geen medische noodsituatie ontstaat.
5.2
Het BMA heeft op 14 maart 2018 het volgende aangegeven:

Indien u vraag luidt: leidt het niet gebruiken van medicatie op korte termijnzekertot een medische noodsituatie op korte termijn dan is het antwoordnee.
In de medische wereld moeten we leven met kansen. Het is maar zelden zo dat staken van een medicijn met zekerheid op korte termijn tot de dood leidt. We kunnen alleen maar spreken over een kans, en deze is gerelateerd aan grote groep mensen en aan een heleboel andere factoren.
In deze zaak specifiek: Er kan slechts gesteld worden dat de kans op een levensbedreigende situatie of ernstige invaliditeit zonder clopidogrel vergroot is.”
De BMA-adviseur heeft verwezen naar een artikel uit het NTvG van 13 juni 2013, waarin is aangegeven dat de kans op sterfte binnen een jaar zonder clopidogrel tot twee keer verhoogd is (max 11% tegenover 5,32%). De kans dat het niet gebeurd is tenminste 89%. Hieruit blijkt:
  • Het gerapporteerde jaarlijkse risico op een nieuw herseninfarct, op een hartinfarct of op overlijden door een vasculaire oorzaak bij deze patiëntengroep is 4-11% per jaar.
  • Behandeling met clopidogrel 75 mg per dag. De gemiddelde follow-upduur was 23 maanden. Het percentage ‘herseninfarcten, hartinfarcten of overlijden door een vasculaire oorzaak (vasculaire complicaties) per jaar was 5,32 bij de groep patiënten behandeld met clopidogrel.
6. Eiseres heeft bij brief van 23 februari 2018 een nader medisch rapport van psychomedische praktijk Recuper in het geding gebracht.
7. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
8. Eiseres voert, samengevat, het volgende aan.
Eiseres is nog ziek en staat onder medische behandeling, hetgeen uit het rapport van
13 februari 2018 van de neuroloog en de psychiater van Recuper blijkt. Nederland is de aangewezen plaats voor de behandeling. Eiseres krijgt naast medische behandeling ook ondersteuning van haar ouders, familie en vrienden in Nederland, die haar mantelzorg verlenen. Eiseres heeft de psychische steun van haar familie nodig. Daarnaast is de familie van eiseres een toeverlaat en zijn de familieleden er tevens voor morele ondersteuning en voor hulp aan eiseres met het dagelijkse huishouden, aankleden, voeden, begeleiden bij toiletbezoek en toezicht houden voor het tijdig innemen van medicijnen door eiseres. Eiseres blijkt vergeetachtig en verward te zijn. Na de beroerte die eiseres heeft ondervonden, kan zij niet zelfstandig functioneren en heeft zij zowel psychische als fysieke beperkingen. De familie vergoedt de nog te maken medische kosten voor eiseres. Eiseres stelt dat medische behandeling in Marokko niet aanwezig is. In elk geval is er geen adequate medische hulp in Marokko aanwezig. Behandeling in Marokko is ook niet passend in de situatie van eiseres, nu de ondersteuning van familie en vrienden ontbreekt in Marokko. Eiseres beroept zich verder op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
9.1
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is een advies van het BMA een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden (onder meer de uitspraken van 10 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:913 en 31 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2860). Het advies moet op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke manier zijn opgesteld. Als daaraan is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag in beginsel van het advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies.
9.2
De rechtbank is van oordeel dat er concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de uitgebrachte BMA-adviezen aanwezig zijn gelet op de brief van 13 februari 2018 van Recuper. In deze brief wordt melding gemaakt van medicatie (citalopram en alfuzosine) en medische problematiek (zoals spastische parese, spastisch piramidaal syndroom), die in de BMA-adviezen niet, althans niet kenbaar, in beschouwing zijn genomen. In die brief is verder vermeld dat eiseres vanwege de (bij het neurologisch onderzoek geconstateerde) problemen 24 uurs toezicht en begeleiding nodig heeft, niet in staat is de regie over haar leven te voeren en remmingen mist om zich staande te houden in een zelfstandige woonomgeving. Tevens is opgemerkt dat het op zijn plaats zou zijn wanneer eiseres onder curatele wordt gesteld.
Verweerder heeft in het verweerschrift gesteld dat de brief van 13 februari 2018 van Recuper meegenomen is in het BMA-advies en het bestreden besluit. De rechtbank is echter van oordeel dat dit niet uit de stukken blijkt. Een vermelding of verwijzing naar de inhoud van die brief ontbreekt in het BMA-advies van 14 maart 2018 en het bestreden besluit. Evenmin blijkt uit de brief van verweerder van 28 februari 2018, waarin de vragenstelling aan het BMA is geformuleerd en waarop het BMA in het advies van 14 maart 2018 heeft gereageerd, dat verweerder de brief van 13 februari 2018 aan het BMA voor advies heeft voorgelegd.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en een deugdelijke motivering ontbeert. Het had op de weg van verweerder gelegen om in het kader van de op hem rustende vergewisplicht de brief van Recuper voor nader advies aan het BMA voor te leggen. Dit geldt te meer nu de informatie in die brief aanknopingspunten bevat voor twijfel aan de conclusie van het BMA over de ADL-zelfstandigheid van eiseres. Verweerder heeft aldus niet zonder nadere motivering kunnen stellen dat eiseres niet op mantelzorg aangewezen is. Het standpunt van verweerder dat eiseres niet voor vrijstelling van het mvv-vereiste in aanmerking komt, houdt gezien het voorgaande geen stand.
10. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens schending van de vergewis- en de motiveringsplicht uit de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De overige beroepsgronden behoeven hierom geen bespreking. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank ziet gelet op het daarbij benodigde onderzoek geen basis voor verdere geschillenbeslechting.
11. Er bestaat geen aanleiding tot vergoeding van het griffierecht, omdat eiseres vrijgesteld is van de verplichting tot betaling van het griffierecht.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van
deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.