ECLI:NL:RBDHA:2018:15285
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag op basis van onvoldoende emotionele afhankelijkheid en gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiseres, een Syrische vrouw geboren in 1946. Eiseres had een aanvraag ingediend om bij haar zoon, die in Nederland verblijft op basis van een verblijfsvergunning asiel, te kunnen wonen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zoon, en dat er geen gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat er wel degelijk sprake was van een emotionele afhankelijkheid en dat haar gezondheidstoestand haar in staat stelde om zelfstandig te functioneren.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen sprake was van een meer dan normale emotionele afhankelijkheid. De rechtbank stelde vast dat, hoewel eiseres gezondheidsproblemen had, niet was aangetoond dat zij niet zelfstandig kon functioneren of dat haar zoon specifiek de zorg voor haar diende te dragen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de mvv-aanvraag op goede gronden was gedaan en dat het beroep ongegrond werd verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van bijkomende elementen van afhankelijkheid bij de beoordeling van gezinsleven tussen ouders en volwassen kinderen, en dat de beoordeling altijd plaatsvindt op basis van de specifieke feiten en omstandigheden van de zaak.