ECLI:NL:RBDHA:2018:15770
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning voor zelfstandige danseres wegens onvoldoende middelen van bestaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Zuid-Koreaanse danseres, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige, die met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 was ingetrokken omdat zij niet voldeed aan de vereisten voor voldoende middelen van bestaan. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat eiseres sinds 1 januari 2015 niet meer aan de voorwaarden voldeed, omdat haar inkomsten uit haar onderneming onvoldoende waren. Eiseres had in 2015, 2016 en 2017 niet de vereiste brutowinst behaald en de giften van haar ouders en haar loondienstinkomsten werden niet meegeteld. Eiseres voerde aan dat haar studie een investering in haar onderneming was, maar de rechtbank volgde dit niet. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres.