ECLI:NL:RBDHA:2018:1587

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
17_5098
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan belang in bestuursrechtelijke procedure

Op 8 februari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen B.V. X, eiseres, en de ontvanger van de Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf, verweerder. Eiseres was aansprakelijk gesteld op grond van artikel 34 van de Invorderingswet 1990. Na bezwaar van eiseres tegen deze aansprakelijkstelling, heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding, maar is ambtshalve volledig tegemoetgekomen aan het bezwaar door de beschikking te vernietigen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang. Eiseres stelde dat zij verweerder mogelijk aansprakelijk wilde stellen voor schade die zij had geleden door de aansprakelijkstelling. De rechtbank oordeelde echter dat de vernietiging van de beschikking door verweerder geen procesbelang meer opleverde voor eiseres, aangezien zij niet in een gunstigere positie kon komen dan zij al was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een schadevergoedingsverzoek in de voorliggende procedure, en dat de vaststelling van een proceskostenveroordeling geen zelfstandig procesbelang oplevert in bestuursrechtelijke procedures.

De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, in aanwezigheid van griffier mr. T. Blauw, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/5098

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2018 in de zaak tussen

[B.V. X], gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M. van Zijtveld),
en
de ontvanger van de Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf, kantoor [plaats], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft eiseres bij beschikking van 28 juni 2016 (de beschikking) aansprakelijk gesteld op grond van artikel 34 van de Invorderingswet 1990.
Eiseres heeft met dagtekening 16 november 2016 bezwaar gemaakt tegen de beschikking.
Verweerder heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 15 juni 2017 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018.
Namens eiseres zijn verschenen [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3] en de gemachtigde, vergezeld van een kantoorgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 4], [persoon 5] en [persoon 6].

Overwegingen

Feiten
1. Verweerder heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 15 juni 2017 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Ambtshalve is volledig aan het bezwaar tegemoetgekomen, waarbij de beschikking is vernietigd.
Geschil
2. In geschil is of het bezwaar tegen de beschikking terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het bezwaar tegen de beschikking ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens eiseres is de beschikking niet rechtsgeldig bekendgemaakt en kan van termijnoverschrijding geen sprake zijn.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaar tegen de beschikking terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Beoordeling van het geschil
5. Verweerder is ambtshalve volledig tegemoetgekomen aan het bezwaar van eiseres tegen de beschikking. De rechtbank ziet zich primair voor de vraag gesteld of er nog processueel belang bij de beroepsprocedure bestaat. Eiseres heeft aangevoerd dat haar belang er in is gelegen dat zij verweerder (mogelijk) aansprakelijk wil stellen voor ten gevolge van de beschikking geleden schade. Voorts is volgens eiseres ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend.
6. Met betrekking tot processueel belang overweegt de rechtbank als volgt. In de voorliggende procedure verzoekt eiseres het beroep gegrond te verklaren. Indien de rechtbank eiseres daarin volgt, zal verweerder alsnog materieel dienen te beslissen op het gemaakte bezwaar tegen de beschikking. Nu vastgesteld moet worden dat verweerder de beschikking reeds heeft vernietigd kan eiseres met die herbeoordeling in bezwaar niet in een gunstigere positie komen dan dat zij zich nu reeds bevindt (HR 8 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4755). Eiseres heeft in haar beroepschrift gesteld schade te hebben geleden waartoe zij als daartoe goede gronden zijn en buiten de voorliggende procedure om, verweerder aansprakelijk wil stellen (onder 9 van het aanvullende beroep). In de voorliggende procedure is dan ook geen sprake van een door eiseres ingediend schadevergoedingsverzoek als bedoeld in titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht, noch bij verweerder, noch bij de bestuursrechter. De rechtbank ziet in de strekking van het beroep geen aanleiding dat verzoek te lezen in het beroepschrift. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat eiseres geen bestuursrechtelijk processueel belang heeft in de voorliggende procedure. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
7. De stelling van eiseres tot slot dat er een belang is gelegen in de vaststelling van een proceskostenveroordeling in bezwaar leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De vaststelling van een proceskostenveroordeling levert geen zelfstandig procesbelang op in een bestuursrechtelijke procedure (HR 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO5988).
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.