Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2018 in de zaak tussen
[B.V. X], gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Proceskosten
Rechtbank Den Haag
Op 8 februari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen B.V. X, eiseres, en de ontvanger van de Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf, verweerder. Eiseres was aansprakelijk gesteld op grond van artikel 34 van de Invorderingswet 1990. Na bezwaar van eiseres tegen deze aansprakelijkstelling, heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding, maar is ambtshalve volledig tegemoetgekomen aan het bezwaar door de beschikking te vernietigen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang. Eiseres stelde dat zij verweerder mogelijk aansprakelijk wilde stellen voor schade die zij had geleden door de aansprakelijkstelling. De rechtbank oordeelde echter dat de vernietiging van de beschikking door verweerder geen procesbelang meer opleverde voor eiseres, aangezien zij niet in een gunstigere positie kon komen dan zij al was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een schadevergoedingsverzoek in de voorliggende procedure, en dat de vaststelling van een proceskostenveroordeling geen zelfstandig procesbelang oplevert in bestuursrechtelijke procedures.
De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, in aanwezigheid van griffier mr. T. Blauw, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag binnen zes weken na verzending.