ECLI:NL:RBDHA:2018:16082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
6763503 RL EXPL 18-6130
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belangenafweging bij het plaatsen van een sprietantenne door een huurder in strijd met de huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund N.V. en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder had zonder toestemming van de verhuurder een sprietantenne op het dak van de gehuurde woning geplaatst, wat in strijd was met de huurovereenkomst. Bouwinvest vorderde de verwijdering van de antenne en stelde dat de belangen bij verwijdering zwaarder wogen dan de belangen van de huurder bij het behouden van de antenne, die hij gebruikte voor zijn hobby als zendamateur. De kantonrechter oordeelde dat de huurder niet kon aantonen dat zijn recht op vrijheid van meningsuiting, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zwaarder woog dan de belangen van Bouwinvest. De rechter concludeerde dat er voldoende alternatieven waren voor de huurder om zijn hobby uit te oefenen zonder de sprietantenne. De vorderingen van Bouwinvest werden toegewezen, met de verplichting voor de huurder om de antenne te verwijderen en de kosten van de procedure te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
FH/JL
Zaak-/rolnr.: 6763503 RL EXPL 18-6130
9 oktober 2018
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M. van den Oord,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna genoemd “Bouwinvest” en “ [gedaagde] ”.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 21 maart 2018, met producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord met bijlage 1 tot en met 5.
1.2.
Op 11 september 2018 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen namens Bouwinvest de gemachtigde, vergezeld van mevrouw [betrokkene] (para Legal), en [gedaagde] in persoon. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 juli 2007 van Bouwinvest de woning aan het [adres] te [plaats] . De algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte van 30 juli 2003 (hierna: de algemene bepalingen) maken van de huurovereenkomst deel uit.
2.2.
In artikel 10.13 van de huurovereenkomst is bepaald:
“Het is huurder zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder niet toegestaan op of aan het gehuurde een (schotel)antenne aan te brengen of te plaatsen en te handhaven. Ook in het geval huurder meent dat de door hem aan te brengen (schotel)antenne een roerende zaak is of bij het einde van de huurovereenkomst zonder noemenswaardige kosten kan worden verwijderd, is huurder verplicht voor het aanbrengen of plaatsen van de gewenste (schotel)antenne de beheerder van verhuurder te informeren en schriftelijk om toestemming te vragen. Deze toestemming kan onder bijzondere omstandigheden uitsluitend worden verleend volgens de bij de beheerder van verhuurder bekende en verkrijgbare criteria voor het aanbrengen van (schotel)antennes en onder het aanvaarden door huurder van de voorwaarden die aan het aanbrengen of plaatsen en handhaven van een (schotel)antenne verbonden zijn.”
2.3.
In artikel 3.13 van de algemene bepalingen is bepaald:
“Alle veranderingen die in strijd met de voorwaarden van verhuurder door huurder zijn aangebracht, moeten op eerste aanzegging van verhuurder ongedaan worden gemaakt.”
2.4.
[gedaagde] heeft sinds 15 september 2015 een radio amateur station licence. Deze radio amateur licentie is aan [gedaagde] verstrekt door het Agentschap Telecom. In dat kader heeft [gedaagde] op het dak van het gehuurde een sprietantenne geplaatst. Deze steekt uit boven het dak van het gehuurde en is te zien vanaf de openbare weg. [gedaagde] heeft hiervoor geen toestemming aan Bouwinvest gevraagd.
2.5.
De beheerder heeft namens Bouwinvest [gedaagde] bij brief van 15 december 2016 verzocht om de sprietantenne te verwijderen. [gedaagde] heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven. Ook een gesprek op het kantoor van de beheer op 14 maart 2017 en de daarna gestuurde brieven hebben er niet toe geleid dat [gedaagde] de sprietantenne heeft verwijderd.

3.De vordering

3.1.
Bouwinvest vordert veroordeling van [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de sprietantenne, die geplaatst is op het dak van de woning aan het [adres] te [plaats] , te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel te verplaatsen conform het beleid van Bouwinvest, alsmede eventuele daardoor aan het gehuurde ontstane schade te herstellen (zoals boorgaten voor kabeldoorvoer dichtmaken);
II. om, indien [gedaagde] in gebreke blijft te voldoen aan het onder I gevorderde, Bouwinvest krachtens artikel 3:299 BW te machtigen om voor rekening van [gedaagde] de betreffende sprietantenne te verwijderen en eventuele schade aan de woning aan het [adres] te [plaats] te herstellen, onder veroordeling van [gedaagde] de hiervoor noodzakelijke handelingen toe te laten en te gedogen, waaronder begrepen wordt het verschaffen van toegang tot het gehuurde aan medewerkers van Bouwinvest en/of derden die hiertoe opdracht hebben gekregen van Bouwinvest;
III. de onder II gevorderde machtiging geldig te verklaren gedurende vijf jaren of een andere door de kantonrechter redelijk te achten termijn, na betekening van dit vonnis, indien [gedaagde] in strijd met onder I gevorderde in die periode wederom een sprietantenne in welke vorm dan ook zonder toestemming van Bouwinvest plaatst aan de buitenzijde van de woning aan het [adres] te [plaats] ;
IV. [gedaagde] , wanneer hij niet vrijwillig aan de onder II opgenomen veroordeling tot gedogen van de werkzaamheden voldoet, te veroordelen om uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, de woning aan het [adres] te [plaats] , met al de personen die zijdens [gedaagde] in voornoemde woning verblijven, tijdelijk, voor de duur van de noodzakelijke handelingen, te ontruimen, althans, een voor deze handelingen vereist gedeelte van die woning, een en ander ter uitsluitende beoordeling van Bouwinvest, te bewerkstelligen door de gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 558 sub a jo. 556 lid 1 jo, 557 Rv;
V. [gedaagde] te verbieden in het vervolg, althans na betekening van dit vonnis, een sprietantenne in welke vorm dan ook te plaatsen aan de buitenzijde van de woning, op het dak of op enige andere plaats in/aan het gehuurde, zonder toestemming van Bouwinvest, zulks op straffe van een dwangsom van € 150,00 voor iedere dag dat overtreding van dat verbod (voort)duurt, met een maximum van € 7.500,00, onverlet de bevoegdheid van Bouwinvest om die aldus geplaatste sprietantenne op basis van dit vonnis opnieuw eigenhandig te verwijderen;
VI. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waarin begrepen de nakosten.
3.2.
Bouwinvest legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het navolgende ten grondslag. [gedaagde] is vanwege een drietal redenen gehouden om de sprietantenne te verwijderen. Ten eerste heeft [gedaagde] de sprietantenne op het gehuurde geplaatst zonder toestemming van Bouwinvest, hetgeen in strijd is met artikel 7:215 lid 6 BW, artikel 10.13 van de huurovereenkomst en artikel 3 van de algemene bepalingen. Ten tweede heeft [gedaagde] , door de huurovereenkomst te ondertekenen, afstand genomen van zijn recht om een antenne te plaatsen. [gedaagde] heeft zich hierdoor willens en wetens verbonden aan de rechten en verplichtingen die uit de huurovereenkomst voortvloeien en daarmee ook aan het antennebeleid van Bouwinvest. Ten slotte geldt dat de belangen van Bouwinvest bij het laten verwijderen en verwijderd houden van de sprietantenne zwaarder wegen dan het belang van [gedaagde] om de antenne te behouden. Deze belangen heeft Bouwinvest als volgt toegelicht. Bouwinvest komt op grond van haar eigendomsrecht het recht toe om vrij over haar eigendom te beschikken. Daarnaast heeft de sprietantenne een ontsierend effect op het gehuurde. Voorts is sprake van bijkomende risico’s door plaatsing van de antenne: een verhoogde kans op blikseminslag, storing in het ontvangstsignaal van de radio, televisie en andere elektrische apparatuur van omwonenden en gezondheidsklachten bij omwonenden, alsmede op het ontstaan van schade aan het gehuurde door het aanbrengen van de sprietantenne. Ook kan de sprietantenne mogelijk naar verkeersopvatting als bestanddeel van het gehuurde wordt aangemerkt. De sprietantenne valt dan onder de risicoaansprakelijkheid voor opstallen, welke risicoaansprakelijkheid op Bouwinvest rust. Voorts geldt dat Bouwinvest belang heeft bij het handhaven van haar beleid ten aanzien van het antennebeleid in verband met precedentwerking.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft, kort samengevat, het volgende als verweer aangevoerd. Op grond van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) weegt het belang van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting zwaarder dan de wens van Bouwinvest bij verwijdering van de sprietantenne. Er is geen (toereikend) alternatief voor het plaatsen van de sprietantenne. Van een ontsierend effect is geen sprake nu de antenne-installatie bescheiden van aard is en past binnen de algemeen aanvaarde normen van welstand. Wat betreft de door Bouwinvest genoemde bijkomende risico’s geldt dat [gedaagde] de antenne zodanig heeft geplaatst dat bij het verlaten van de woning de antenne door [gedaagde] kan worden meegenomen zonder dat daarbij zichtbaar blijft dat er ooit een antenne heeft gestaan. Er is geen cijfermateriaal bekend dat onderschrijft dat een verhoogde kans op blikseminslag bestaat. [gedaagde] veroorzaakt voorts geen storing en gezondheidsklachten. De antenne-installatie is vakkundig geplaatst en vormt geen risico voor de veiligheid. Bovendien heeft [gedaagde] een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten waarin het veroorzaken van schade door zijn antenne wordt afgedekt. Precedentwerking is voorts niet reëel gezien het geringe aantal zendamateurs van 12.000 op 6.000.000 woningen. De antenne is ten slotte van bescheiden omvang.

5.De beoordeling

5.1.
De kern van dit geschil is of de door [gedaagde] op het dak van de door hem gehuurde woning aangebrachte sprietantenne weg moet.
5.2.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat de belangenafweging op grond van artikel 10 EVRM in zijn voordeel dient uit te vallen. De kantonrechter stelt voorop dat aan artikel 10 EVRM horizontale werking toekomt, zodat [gedaagde] in de huurrelatie met Bouwinvest op dit artikel in beginsel een beroep kan doen.
5.3.
In artikel 10 lid 1 EVRM is, kort gezegd, bepaald dat een ieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Op grond van lid 2 kan de vrijheid van meningsuiting worden onderworpen aan beperkingen ter bescherming van de rechten van anderen. Om vast te stellen of de beperking, namelijk dat [gedaagde] de sprietantenne dient te verwijderen, gerechtvaardigd is, moeten de belangen van Bouwinvest en [gedaagde] tegen elkaar worden afgewogen.
5.4.
Vast staat dat [gedaagde] de sprietantenne gebruikt in het kader van de uitoefening van zijn hobby. Ter zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat hij contact heeft met andere zendamateurs die binnen het bereik van zijn zendapparatuur vallen en met wie hij niet op andere wijze in contact kan komen, omdat hij hun gegevens niet heeft. [gedaagde] heeft contact met de zendamateurs die actief zijn op het moment dat [gedaagde] ook zijn hobby uitoefent. Hij praat dan met andere zendamateurs.
5.5.
Allereerst is van belang dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] zijn zendapparatuur, waaronder de sprietantenne, gebruikt om zijn mening te verkondigen. Hij heeft ter zitting erkend dat hij slechts met andere zendamateurs contact heeft, maar het enkele feit dat er met andere zendamateurs wordt gesproken, betekent nog niet sprake is van het verkondigen van een mening die de bescherming van artikel 10 EVRM behoeft. Daarbij is tevens relevant dat [gedaagde] , zoals hij zelf stelt, de zendapparatuur enkel gebruikt voor het uitoefenen van zijn hobby. Het is dan ook de vraag of de activiteiten die [gedaagde] in het kader van zijn hobby ontplooit vallen onder het beschermingsbereid van artikel 10 EVRM. Dat artikel beoogt geen bescherming tegen het mogen uitoefenen van een hobby. Bovendien is ter zitting aan de orde is geweest dat er ook mogelijkheden zijn voor [gedaagde] om zijn hobby via zendinstallaties van derden uit te oefenen, zodat het voor [gedaagde] mogelijk blijft om zijn hobby uit te oefenen wanneer hij niet langer gebruik zou mogen maken van de door hem op de huurwoning geplaatste sprietantenne.
5.6.
Voorts is van belang dat in het huidige tijdperk voortschrijdende technieken ervoor zorgen dat – bijvoorbeeld via internet – een grote (onbepaalde) groep mensen kan worden bereikt. De noodzaak om in Nederland – waar internet vrij toegankelijk is – de eigen mening via een sprietantenne te communiceren ontbreekt in dat opzicht. Sterker nog, [gedaagde] heeft zelf betoogd dat het aantal zendamateurs gering is (12.000 op 6 miljoen woningen) en dat dat aantal dalende is. Bovendien kan slechts contact worden gelegd met een gering aantal zendamateurs vanwege het beperkte bereik van de sprietantenne. Via internet kan daarentegen een veel groter publiek worden bereikt en dit biedt naar het oordeel van de kantonrechter een toereikend alternatief voor de communicatie via de sprietantenne, voor zover het de mogelijkheden tot het verspreiden van een eigen mening betreft.
5.7.
De kantonrechter kent tevens gewicht toe aan de omstandigheid dat [gedaagde] de woning heeft betrokken op een moment dat hij nog geen zendamateur was. In dit verband is van belang dat Bouwinvest op grond van haar eigendomsrecht het recht toekomt om vrij over haar eigendom te beschikken en om voorwaarden te stellen aan de verhuur van haar woningen. [gedaagde] heeft bij het sluiten van de huurovereenkomst ingestemd met de voorwaarden van de huurovereenkomst. [gedaagde] wist dus, althans behoorde te weten, dat hij vooraf toestemming moest vragen voor het plaatsen van een sprietantenne en dat er een mogelijkheid was dat toestemming niet zou worden verleend. Daarmee kan [gedaagde] minder snel aanspraak maken op de plaatsing van een sprietantenne op de door hem gehuurde woning. Door de sprietantenne zonder voorafgaande toestemming te installeren is [gedaagde] bovendien toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Dat [gedaagde] stelt de betreffende bepaling uit de huurovereenkomst te zijn vergeten, maakt dit niet anders.
5.8.
Ook vindt de kantonrechter van belang dat de sprietantenne vanaf de openbare weg en ook voor veel omwonenden duidelijk zichtbaar is en – anders dan [gedaagde] stelt – erg opvalt in de omgeving, zoals blijkt uit de door Bouwinvest overgelegde foto’s. De kantonrechter kan onder de gegeven omstandigheden begrijpen dat Bouwinvest de aanwezigheid van de sprietantenne als ontsierend ervaart en die omstandigheid legt bij de belangenafweging dan ook gewicht in de schaal ten gunste van Bouwinvest.
5.9.
Voorts geldt dat het argument van precedentwerking in zoverre relevant is dat niet is betwist dat Bouwinvest op dit punt een eenduidig beleid voert en dat afwijkingen daarvan – naar feit van algemene bekendheid is – altijd het gevaar opleveren dat ook andere huurders een uitzonderingspositie claimen, waarmee handhaving van de hoofdregel problematisch kan worden.
5.10.
Een laatste belangrijk punt is dat niet kan worden uitgesloten dat de sprietantenne (bijvoorbeeld ten gevolge van omvallen of door de mogelijkheid van blikseminslag die niet kan worden uitgesloten) schade kan aanrichten aan de gehuurde woning dan wel aan eigendommen van derden. Hoewel [gedaagde] onbestreden heeft gesteld dat hij een verzekering heeft afgesloten voor schade die door de sprietantenne wordt veroorzaakt, laat dat onverlet dat Bouwinvest, zoals zij zelf stelt, in het geval van een door de sprietantenne veroorzaakte schade door derden aansprakelijk kan worden gehouden vanwege het feit dat zij eigenaar van de woning is (artikel 6:174 BW). Dat de schade uiteindelijk door [gedaagde] dient te worden gedragen, die daar volgens eigen zeggen voldoende voor is verzekerd, maakt dat niet anders. Bouwinvest heeft dan ook een gerechtvaardigd belang om – door het verbieden van het plaatsen van de sprietantenne – dergelijke betrokkenheid met daarmee gepaard gaande tijd, moeite en kosten te voorkomen.
5.11.
Een weging van de voorgaande omstandigheden leidt tot de conclusie dat de belangen van Bouwinvest bij verwijdering van de sprietantenne prevaleren boven de belangen van [gedaagde] bij behoud daarvan.
5.12.
De vorderingen van Bouwinvest zullen daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gematigd als hierna vermeld.
5.13.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de sprietantenne, die geplaatst is op het dak van de woning aan het [adres] te [plaats] , te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel te verplaatsen conform het beleid van Bouwinvest, alsmede eventuele daardoor aan het gehuurde ontstane schade te herstellen (zoals boorgaten voor kabeldoorvoer dichtmaken);
6.2.
machtigt Bouwinvest om, indien [gedaagde] in gebreke blijft te voldoen aan de veroordeling onder 6.1., krachtens artikel 3:299 BW om voor rekening van [gedaagde] de betreffende sprietantenne te verwijderen en eventuele schade aan de woning aan het [adres] te [plaats] te herstellen, onder veroordeling van [gedaagde] de hiervoor noodzakelijke handelingen toe te laten en te gedogen, waaronder begrepen wordt het verschaffen van toegang tot het gehuurde aan medewerkers van Bouwinvest en/of derden die hiertoe opdracht hebben gekregen van Bouwinvest;
6.3.
verklaart de machtiging onder 6.2. geldig gedurende vijf jaren na betekening van dit vonnis, indien [gedaagde] in strijd met de veroordeling onder 6.1. in die periode wederom een sprietantenne in welke vorm dan ook zonder toestemming van Bouwinvest plaatst aan de buitenzijde van de woning aan het [adres] te [plaats] ;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] , wanneer hij niet vrijwillig aan de onder 6.2. opgenomen veroordeling tot gedogen van de werkzaamheden voldoet, om uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan het [adres] te [plaats] , met al de personen die zijdens [gedaagde] in voornoemde woning verblijven, tijdelijk, voor de duur van de noodzakelijke handelingen, te ontruimen, althans, een voor deze handelingen vereist gedeelte van die woning, een en ander ter uitsluitende beoordeling van Bouwinvest, te bewerkstelligen door de gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 558 sub a jo. 556 lid 1 jo, 557 Rv;
6.5.
verbiedt [gedaagde] in het vervolg een sprietantenne in welke vorm dan ook te plaatsen aan de buitenzijde van de woning, op het dak of op enige andere plaats in/aan het gehuurde, zonder toestemming van Bouwinvest, zulks op straffe van een dwangsom van € 150,00 voor iedere dag dat overtreding van dat verbod (voort)duurt, met een maximum van € 5.000,00, onverlet de bevoegdheid van Bouwinvest om die aldus geplaatste sprietantenne op basis van dit vonnis opnieuw eigenhandig te verwijderen;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Bouwinvest vastgesteld op € 518,91 waarvan € 300,00 als het aan de gemachtigde van Bouwinvest toekomende salaris;
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. J.L.M. Luiten en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2018.