ECLI:NL:RBDHA:2018:16198
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wegens niet betalen leges
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Turkse zelfstandige. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel 'arbeid als zelfstandige'. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat verzoeker de vereiste leges niet had betaald. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak kan doen als het verzoek kennelijk ongegrond is. De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker op 28 juni 2018 de aanvraag had ingediend en dat hij op 9 juli 2018 een brief had ontvangen waarin hij werd gewezen op de betalingsverplichting van de leges. Ondanks een tweede herinnering op 31 juli 2018 heeft verzoeker de leges niet betaald, wat leidde tot het bestreden besluit van de staatssecretaris.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat de brief van 31 juli 2018 was verzonden en dat verzoeker niet had voldaan aan de voorwaarden voor de aanvraag. Gezien het feit dat verzoeker de leges niet had betaald, was de staatssecretaris gerechtigd om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had.