ECLI:NL:RBDHA:2018:16203
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van een Griekse statushouder en de beoordeling van de situatie in Griekenland
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse statushouder die internationale bescherming heeft gekregen van de Griekse autoriteiten, heeft een asielaanvraag ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser een verblijfsvergunning heeft en er van hem verwacht mag worden dat hij naar Griekenland terugkeert. Eiser heeft aangevoerd dat hij vanwege gezondheidsproblemen, waaronder epileptische aanvallen en psychische problemen, niet in staat is om naar Griekenland terug te keren. Hij vreest dat hij daar geen adequate medische zorg en ondersteuning zal ontvangen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de situatie van statushouders in Griekenland beoordeeld aan de hand van eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank concludeert dat de situatie voor statushouders in Griekenland niet zo slecht is dat het in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM, dat verbiedt dat iemand wordt blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer in Griekenland in een situatie terecht zal komen die in strijd is met zijn mensenrechten. Daarom wordt het beroep van eiser ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan door rechter A.C. Loman, in aanwezigheid van griffier M.M. van Duren. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.