ECLI:NL:RBDHA:2018:16401
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis asiel op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie
In deze zaak heeft eiseres, geboren op 1 juli 1994 en van Eritrese nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 1 november 2017. Dit besluit betrof de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis asiel. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend, die op 13 april 2015 was afgewezen omdat zij nog in Eritrea verbleef en niet kon worden vastgesteld of zij voldeed aan de voorwaarden van het nareisbeleid. Na een nieuwe aanvraag op 2 maart 2016, werd deze op 5 april 2017 wederom afgewezen.
In het bestreden besluit werd het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij haar identiteit en de familierechtelijke relatie met de referent niet had aangetoond. Eiseres had tegenstrijdige verklaringen afgelegd en de overgelegde schoolkaart was niet voldoende om haar identiteit vast te stellen. Ook ontbraken officiële identiteitsdocumenten en was er geen bewijs dat eiseres in bewijsnood verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in staat was om de benodigde documenten te overleggen.
De rechtbank oordeelde dat een vreemdeling zowel de gestelde familierelatie als zijn identiteit moet aantonen met officiële documenten. Indien een vreemdeling stelt geen officiële documenten te kunnen overleggen, moet hij dit aannemelijk maken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 december 2018.