In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, [eiser] h.o.d.n. [bedrijf], en de burgemeester van Den Haag. Eiser had een aanvraag ingediend voor verschillende vergunningen ten behoeve van de exploitatie van een speelautomatenhal. De burgemeester heeft deze aanvraag geweigerd, omdat het maximaal aantal van zeven vergunningen voor speelautomatenhallen in Den Haag al was bereikt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de vergunningen terecht heeft geweigerd op basis van de Verordening op de kansspelen, die bepaalt dat het aantal speelautomatenhallen in Den Haag beperkt is tot zeven. Eiser heeft aangevoerd dat hij gerechtvaardigd mocht vertrouwen op informatie op de website van de gemeente, die suggereerde dat er meer vergunningen beschikbaar zouden zijn. De rechtbank oordeelde echter dat deze informatie niet ondubbelzinnig was en dat eiser contact had moeten opnemen met de gemeente voor duidelijkheid.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen reden was om aan te nemen dat het bestreden besluit niet door de burgemeester was genomen, ondanks een ondertekeningsgebrek. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.