ECLI:NL:RBDHA:2018:2930
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse nationaliteit met betrekking tot de geloofwaardigheid van het asielrelaas en de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser met de Afghaanse nationaliteit tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 7 december 2016 afgewezen, waarbij werd gesteld dat het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig was. Eiser had aangevoerd dat zijn vader door IS was onthoofd en dat zijn gezin werd vervolgd vanwege hun sjiitische geloof. De rechtbank heeft het asielrelaas van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verklaringen van eiser te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over de gebeurtenissen rondom de dood van zijn vader en de vervolging van zijn familie niet geloofwaardig waren, mede omdat eiser geen objectieve bronnen had overgelegd ter ondersteuning van zijn claims. Daarnaast werd opgemerkt dat de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan niet zodanig was dat er sprake was van een uitzonderlijke situatie die asiel zou rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag voor een verblijfsvergunning af.