ECLI:NL:RBDHA:2018:2934
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse nationaliteit met ongeloofwaardig asielrelaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een eiser met de Afghaanse nationaliteit, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen, omdat de staatssecretaris de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig achtte. Eiser had gesteld dat zijn vader door IS was onthoofd en dat zijn gezin door deze organisatie werd vervolgd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de rechtbank de verklaringen van eiser over de onthoofding van zijn vader en de brandstichting van zijn ouderlijk huis niet geloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims en dat zijn asielrelaas niet consistent was met beschikbare openbare bronnen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan niet zodanig is dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie die asiel zou rechtvaardigen. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000, en de rechtbank heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.