4.2Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, zie onder de uitspraak van de Afdeling van 17 december 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BG1764), komt een belangenorganisatie die voor het belang van haar leden opkomt, daarmee op voor een collectief belang, tenzij het tegendeel blijkt. In dit geval is de rechtbank op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting niet gebleken dat de [vereniging X] niet opkomt voor het gemeenschappelijk belang van haar leden. Daarom kan de [vereniging X] naar het oordeel van de rechtbank als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb bij het bestreden besluit worden aangemerkt. De overige eisende partijen hebben vanuit hun woningen rechtstreeks zicht op het perceel waarop de skeelerbaan is voorzien en zijn om die reden als belanghebbende aan te merken bij het bestreden besluit. 5. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden een project uit te voeren bestaande uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo is het verboden een project uit te voeren bestaande uit het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, voor zover van belang, is het verboden een project uit te voeren bestaande uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “[bestemmingsplan]”. Aan het perceel is de enkelbestemming “Sport”, met de nadere aanduiding “sportveld” en de dubbelbestemming “Waarde – archeologie 1” toegekend.
Ingevolge artikel 12, lid 12.1, van de regels van dit bestemmingsplan zijn de voor Sport aangewezen gronden bestemd voor sportvoorzieningen en gronden met de nadere aanduiding “sportveld” voor sportvelden.
Ingevolge artikel 24, lid 24.1, van de planregels zijn de voor “Waarde – archeologie” -behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en)- aangewezen gronden mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Ingevolge artikel 24.3.1 van de planregels is het verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en aanleggen van drainage;
(..).
Ingevolge artikel 24.3.2 van de planregels is het verbod van artikel 24.3.1 niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden, die:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 24.2 in acht is genomen;
b. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
d. ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
e. in het gebied met 'specifieke vorm van waarde - 1':
1. werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 30 cm onder het maaiveld; óf
2. het gebied van de werken een omvang heeft, die kleiner is dan 100 m².
Toetsing aan artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo