Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
1.De voorgeschiedenis en het procesverloop
2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
3.Het standpunt van verzoeker
4.Het standpunt van de bestuursrechter
5.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden,als bedoeld in het eerste lid van artikel 37 Rv. Verzoeker had dan ook redelijkerwijs kort na kennisname van de inhoud van de brief met de aankondiging dat de – later gewraakte – bestuursrechter de zaak zou gaan behandelen, het verzoek tot wraking kunnen en moeten indienen.