ECLI:NL:RBDHA:2018:3234
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Meijers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser met inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had verzocht om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar zijn aanvraag werd door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond afgewezen. Dit besluit was gebaseerd op de beoordeling dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, en dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in zijn specifieke situatie niet de bescherming van de autoriteiten zou kunnen krijgen.
De eiser, geboren in 1989, heeft verklaard dat hij deelgenomen heeft aan demonstraties in de Rif-regio en dat hij bedreigd is door medeburgers en de autoriteiten. Hij heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met claims van vervolging en een valse aanklacht, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn vrees voor vervolging aannemelijk te maken. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat de eiser niet had aangetoond dat hij een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag en het opgelegde inreisverbod terecht waren, en dat de eiser niet in aanmerking kwam voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.