ECLI:NL:RBDHA:2018:3711
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op basis van onvoldoende middelen van bestaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, een Turkse nationaliteit houdende vrouw, heeft de aanvraag ingediend om bij haar echtgenoot in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen op basis van inconsistenties en tegenstrijdigheden in de overgelegde documenten met betrekking tot de financiële middelen van de referent, haar echtgenoot. De rechtbank oordeelde dat eiseres en referent niet voldoende uitleg hebben gegeven over de discrepanties in de documenten, waaronder de arbeidsovereenkomst en de hoogte van het inkomen. De rechtbank concludeerde dat niet is aangetoond dat referent duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan beschikt, wat een vereiste is voor het verlenen van een mvv. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De uitspraak benadrukt de bewijslast die op eiseres rust om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor verblijf wordt voldaan.