ECLI:NL:RBDHA:2018:3808
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. van den Bergh
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en ongeloofwaardigheid van de relatie in het licht van het Algemeen Ambtsbericht Afghanistan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man van Afghaanse nationaliteit, heeft een asielaanvraag ingediend na zijn aankomst in Nederland op 7 januari 2016. Hij stelt dat hij in Afghanistan een relatie had met een vrouw, die zwanger van hem raakte, en dat hij vanwege bedreigingen van haar familie zijn land heeft moeten verlaten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat hij de relatie en de bijbehorende omstandigheden ongeloofwaardig achtte, met verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht Afghanistan van 15 november 2016, waarin staat dat het niet gebruikelijk is dat vrouwen onbegeleid met mannen afspreken die geen familie zijn.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de staatssecretaris ten onrechte de relatie met de vrouw ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank oordeelt dat het aannemelijk is dat verliefde mensen, ongeacht culturele conventies, manieren vinden om elkaar te ontmoeten. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat de zwangerschap van de vrouw ongeloofwaardig is, omdat eiser hierover summier heeft verklaard en niet in staat was om eenduidige informatie te geven over de situatie. De rechtbank heeft de staatssecretaris in zijn oordeel gevolgd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geoordeeld dat eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.