ECLI:NL:RBDHA:2018:4233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor minderjarig kind op basis van middelenvereiste en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een minderjarig kind. De aanvraag was ingediend door de referent, die de vader van het kind is. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat de referent niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan, en dat hij niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het middelenvereiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent niet blijvend en volledig arbeidsongeschikt is, en dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het middelenvereiste zoals neergelegd in de Participatiewet. Eiser heeft betoogd dat de referent in aanmerking komt voor vrijstelling op basis van individuele omstandigheden, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verwijzing naar de Gezinsherenigingsrichtlijn en het arrest Chavez-Vilchez niet opgaat, omdat er geen sprake is van een situatie waarin het kind gedwongen zou zijn de EU te verlaten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.