Uitspraak
Rechtbank DEN Haag
[verzoekers], te [plaats 1], verzoekers
het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, verweerder
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben verzoekers, eigenaren van een recreatiewoning in Zuidplas, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders. Dit besluit, genomen op 13 oktober 2017, hield in dat verzoekers een last onder dwangsom van € 20.000,-- werd opgelegd vanwege het strijdig gebruik van hun recreatiewoning voor permanente bewoning. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 21 februari 2018. Hierop hebben verzoekers beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 9 april 2018. Tijdens de zitting hebben verzoekers nieuwe stukken ingediend, waarop verweerder niet had kunnen reageren. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen aanleiding is om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, omdat de nieuwe stukken niet door verweerder zijn beoordeeld. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij niet permanent in de recreatiewoning wonen, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het gebruik van de recreatiewoning als hoofdverblijf voldoende aannemelijk is gemaakt door verweerder. Dit is onderbouwd met gegevens van de Belastingdienst en de inschrijving van verzoekers op verschillende adressen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het gebruik van de recreatiewoning in strijd is met het bestemmingsplan, dat alleen recreatief gebruik toestaat. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen zicht is op legalisatie van het gebruik en dat de handhaving van het bestemmingsplan gerechtvaardigd is. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries en is openbaar uitgesproken op 12 april 2018.