ECLI:NL:RBDHA:2018:4459
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. de Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Bosnische eiser op grond van medische klachten en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Bosnische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1976, had op 30 januari 2018 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij medische klachten, waaronder PTSS en een zenuwbeschadiging, als redenen voor zijn aanvraag aanvoerde. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat Bosnië-Herzegovina als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat de medische klachten van eiser geen aanleiding gaven voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw).
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de medische klachten van eiser niet voldoende onderbouwd waren en dat het eerdere advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) nog steeds relevant was. Eiser had geen bewijsstukken overgelegd die zijn gewijzigde medische situatie onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet verplicht was om een nieuw BMA-advies aan te vragen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris terecht een inreisverbod voor twee jaar heeft opgelegd, omdat eiser zijn verblijf op onrechtmatige wijze had verlengd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.