Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2018 in de zaak tussen
[naam] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
interim measure) kunnen worden gevolgd. De gestelde omstandigheid dat eiser in Zwitserland geen beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag omdat hij pas in Nederland erachter zou zijn gekomen dat dit mogelijk was, doet aan het voorgaande niet af. Nu Zwitserland de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de in Nederland ingediende asielaanvraag heeft aanvaard, staat de hiervoor beschreven rechtsgang voor eiser (opnieuw) open. Er zijn geen indicaties die erop wijzen dat eiser bij overdracht aan Zwitserland geen eerlijk proces zou krijgen en dat hij geen effectief rechtsmiddel zou hebben, als bedoeld in artikel 6 en 13 van het EVRM. De rechtbank wijst in dit verband op het arrest van het EHRM in de zaak M.O. tegen Zwitserland. Uit dat arrest blijkt niet dat de Zwitserse asielprocedure niet deugdelijk is. Daarin is voorts overwogen dat twijfels over de effectiviteit van de nationale rechtsgang niet voldoende zijn om deze niet te benutten [13] .