ECLI:NL:RBDHA:2018:4837
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht en ongewenstverklaring van een vreemdeling op basis van strafrechtelijke veroordelingen en gedragsproblematiek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Poolse vreemdeling, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser was ongewenst verklaard en zijn verblijfsrecht was beëindigd op basis van een strafrechtelijke veroordeling tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) en eerdere veroordelingen voor diverse misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor de samenleving vormt, gezien zijn strafrechtelijke verleden en het feit dat hij misdrijven pleegt onder invloed van alcohol. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat er signalen van positieve gedragsverandering waren en dat de persoonlijke omstandigheden onvoldoende waren meegewogen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris deugdelijk had gemotiveerd dat de persoonlijke omstandigheden van de eiser niet voldoende waren om het verblijfsrecht te handhaven. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen de beëindiging van het verblijfsrecht niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen de ongewenstverklaring ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een vreemdeling ongewenst kan worden verklaard en de rol van strafrechtelijke veroordelingen in deze beoordeling.